Honderd-een en veertigste brief.
De Heer Philips Alting aan den Heer Pieter Spilgoed.
Wel-Edel heer!
Deeze Letteren zullen u een voordelig Oost-Indiesch nieuws overbrengen. Myn eerlyke vriend, Jan Bern, is voor zes maanden overleden. Hy heeft my Executeur van zynen laatsten wil gemaakt, in welke qualiteit ik u deezen toezende: Dit is het artikel, 't geen u in het Testament betreft:
‘Ik maak, uit dankbaarheid voor al de weldaden, my toen ik eerst in Indiën kwam, en niets in de waereld bezat, door den edelmoedigen Heer, Cornelis Spilgoed, bewezen, voor dat zyn Edele my, door het opschieten van geld, occasie gaf om Negotie te doen, en voor alle de goede lessen en vermaningen, die dees deugdzame man my in myne jongheid gegeven heeft, aan den Heer Pieter Spilgoed, zyn Zoon, de som van negentig duizend Hollandsche Guldens; en zo de Heer Pieter Spilgoed reeds voor my ware overleden, dan aan zyn Eds. Weduwe,