Hollandsch geslagt der Zwaarhoofden; en de familietrek steekt alweêr vry sterk door. Lieve Engel! hoe gelukkig zyt gy; alles heeft by u een helderen horisont; en by my, altoos zyn er Leeuwen op den weg! Ja, denk ik, terwyl ik my met het afscheidnemen den tyd verdryf, nu moest er iets in den weg komen, nu moest Tante erger, myne Moeder ziek, of ik door een ongeluk bezogt worden; nu moest myne lieve Saartje ziek zyn, enz. alles, kort gezeit, dat niet zó volstrekt onmooglyk is als een huichelaar te bekeeren, schildert myne sombere verbeeldingskragt my met donkere kleuren, en dat wel uitvoerig genoeg af.
Ik verlang zo sterk, om u weder te zien, dat ik de dagen tel; ja, ik zou nu zeer gaarne hebben, dat de verkiezing dier Christenen was doorgegaan, en hier in onze Kerk ook aangenomen, die den Sabbath der Christenen op den Joodschen Rust - dag wilden stellen, want dan was myn eerste dag der weken een gehele dag vroeger. Ik ben met dien inval zo ingenomen, dat ik twyffel, of de Oostersche en Westersche Kerken wel één bondiger bewys hebben aangevoert, om dit gevoelen, of deeze verkiezing, door te dringen.
My dunkt, dat ik u wel duizend dingen te zeggen heb; dat ik een gehelen dag met u zal kunnen doorpraten, daar wy mooglyk in een