dan gy zelf weet; gy moet uw fortuin maken: Verzuim dan niet, uw tyd wel te besteden. Al wat ik tot uw nut of vermaak doen kan, wil ik doen. Ik geef u myne vriendschap.’ ô Myn Letje! Ik hoop, ik wensch, dat de Hemel hem hierom zegene, met die Vrouw, die hy bemint; en waar op ik eens de gekheid had van pretensie te maken.
Alle daag, als het eenigzins mooglyk is, spreek ik hem; en ik ga altoos met het eene of andre nutte denkbeeld te rug. Hy is uit de stad, of gaat ten minsten uit de stad. Gaarn zoude hy my mede genomen hebben; doch myn amt laat dit niet toe, en vigeleeren is de zaak.
Myn Compliment aan Oom en Tante, en aan Neef Jan. De Vriendin myner Zuster zal my niet altoos voor een gek houden; haar Edeling zal my ook eens hare vriendschap waardig maken. - Vaarwel, Zusje lief! - ik bemin u regt hartlyk.
Jacob Brunier.