Zeven en tagtigste brief.
Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed aan Mejuffrouw Aletta Brunier.
Lieve juffrouw Letje!
Dat Mevrouw, uwe Tante, my met hare goedkeuring vereert, is my zeer aangenaam; dat myn waarde Juffrouw Letje myner met achting en liefde gedenkt, streelt my. Gy weet, myn lief meisje, dat ik over myne pligten zeer naauw gezet denk; en dat het by my een zetregel is: zo veel goeds te doen, als met myn zeer bekrompen vermogen uitvoerlyk is. Ja, myn lief, u, nevens uwe Zusterlyke Vriendin, het leven aangenaam te maken; en tevens niets te verzuimen, wat u beide eens in staat kan stellen, om hier reeds aanvankelyk gelukkig te zyn, dat is myn beredeneert oogmerk. De zoetheid en leerzaamheid van uwen aart geven my alle gelegenheid, om dat oogmerk door te zetten. Ik bidde den goeden God, dat Hy myne pligtsbetrachting zegene; dat gy nooit aan my dan met liefde zult kunnen denken. Ik heb, in myn leven, nu eens zeer woelagtige, dan weer eens schitterende, doch meest al duistere tonelen be-