Vyf en tagtigste brief.
Mejuffrouw Aletta Brunier aan Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed.
Moederlyke vriendin!
Gy staat my immers toe u dus te noemen? Myne Tante, die u van hare byzonderste hoogachting verzekert, laat u bedanken voor alles, waar in ik, tot myn voordeel, zo zeer verandert ben: zy noemt my een zeer gelukkig meisje: Ach, zo noem ik my zelf ook!
Myne Tante admireert uw besluit, om nimmer een nagt buiten uw huis te zyn; ofschoon zy daar door lydt, want zy verlangt zeer naar 't geluk, om u hier te logeeren. Zy hoopt echter, op een langen Zomerdag u, nevens uwe en myne Saartje, hier te zien; zy zal u met het openen der poort laten afhalen door haar Zoon zelf; wyl Oom zo veel zaken heeft. Zy zendt u deeze fyne vruchten, die zy hoopt, dat u genoeg zullen bevallen, om eene tweede verzending te accepteeren. Ik blyve, met de grootste achting en tederste erkentenis,
Uwe gehoorzame Dienares,
Letje Brunier.