Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart
(1782)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 377]
| |
Ik zal over uw stilzwygen geen woord meer spreken: wat helpt het? Laat ik dan geen monniken werk doen, te meer daar ik u nog iets te schryven heb. De Heer Edeling heeft my gezegt, dat hy my bemint; zyne keuze doet my eere aan; maar dewyl ik niet denk, om voor eerst van staat te veranderen, heb ik hem dat openhartig gezegt. Nu zullen wy zien, of hy het hart heeft om geduld te oeffenen omtrent een Meisje, die hem niets beloven kan, om dat zy hem wat op den mou zoude moeten spelden; waar door zy in hare eigen oogen al zo verachtelyk zoude worden als in de zynen, en zyne achting is my zeer waardig. Wy hebben een Muziek-Partytje gehad: Juffrouw Buigzaam speelde 't Clavier; maar dewyl zy nog zo zwak is, durfden wy haar niet vergen om te zingen. Letje speelde ook het Clavier, het myne is nog by Tante, maar de Guitar van de lieve Vrouw was tot myn dienst; ik zong er by, zo als dat hoort. Brunier hadt een Dwarsfluit, Hartog | |
[pagina 378]
| |
een Fiool, en de Heer Edeling had zyn Bas hier laten brengen: Lotje was figurante. Juffrouw Buigzaam hadt alles geschikt, en men kan zien, dat smaak en welgemaniertheid haar altoos geleiden. Dit avondje was verruklyk. Hartog zelf kwam my nu zeer draaglyk voor. Zy speelt heerlyk, en doet streken op de Fiool, die zo direkt het hart treffen. Maar Edeling! onze waarde Huisvrouw betuigt, dat zy zelden zo schoon de Bas heeft horen spelen. Myn Kruimel deedt ook zyn best; hy leert goed, en men moet in de kinderen den geest niet uitblusschen. Ik heb, zei de lieve Vrouw, haar Muzieklade openende, hier een Engelsch Airtje; het is kort; en dewyl het maklyk zingt, zal ik het eens by 't Clavier zingen. Wy lagen allen onze Instrumenten neder, en vormden een kring om haar, en het Clavier: de Heer Edeling stondt tusschen my en Letje, en hieldt ons beide aan de hand: mogt hy wel, Naatje? Zie hier het Airtje. Het kan u mooglyk ook nog te pas komen. 't Is van den groten Garrick, en ons dunkt, dat het in fraaiheid weinig zyne weêrgade heeft. Air.
Ye fair married Dames, who so often deplore,
That a Lover, once blest, is a Lover no more,
Attend to my counsel; nor blush to be taught,
That Prudence must cherish, what Beauty has caught.
| |
[pagina 379]
| |
The Bloom of your cheek, and the glance of your eye,
Wij lagen allen onze Instrumenten neder, en vormden een kring om haar, en het Clavier:
bladz. 378.
Your roses and lilies may make the Men sigh;
But roses and lilies and sighs pass away;
And Passion will die, as your Beauties decay.
Use the Man, that you wed, like your fav'rite Guitar;
Tho' Music in both they are both apt to jar.
How tuneful and soft, from a delicate touch,
Nor handled to roughly, nor plaid on to much.
The Sparrow and Linnet will, feed from your hand,
Grow tame by your kindness, and comes at command,
Exert with your Husband the same happy skill;
For hearts, like your Birds, may be tam'd to your will.
Be gay and goodhumour'd, complying and kind,
Turn the chief of your care, from your face, to your mind.
This there, that a Wife may her conquest improve:
And Hymen shall rivet the fetters of Love.
| |
[pagina 380]
| |
Gedurende deezen zang was er geen mensch, die zyn vinger verroerde; wy vreesden, als 't ware, om te ademen. Edeling was geheel verrukt, en de beminlyke Vrouwe bedankt hebbende, kuschte hy hare hand; zeker, 't is geen onbevallig man. U een denkbeeld te geven van hare stem is onmooglyk; kom en hoor. Wy hadden des avonds een eenvoudig collation. Yder was wel gehumeurt, Hartog meer dan ordinair; zou zy iets te verbergen hebben? Ik twyffel sterk! dit is zeker, dat zy geheel opgewonden scheen boven haar eigen peil. Maar mooglyk vraagt gy, en hoe neemt gy toch zo veel notitie van haar? Nu, het zy zo. Letje, myn lieve Letje, zag er zo lief en bevalliglykjes uit, dat ik wel wilde, dat uw Broêr haar met myne oogen zag. Waarlyk, net een Vrouw voor myn Willem! Myn Cobus wordt een heel man; ik heb hem den gehelen avond geen een zot woord horen spreken, kan ik u verzekeren. Hartog was maar tamelyk geleert, en wy aten en dronken zonder medicinale of phisicale aanmerkingen te moeten uitstaan over alles wat er op tafel komt. De beminde Juffrouw Buigzaam: ô! als ik Hendrik waar, ik wist wel wat ik deed! 't is waar, hy is een jaar of tien jonger; doch zyn ernstig wezen, zyn bedaart voorkomen maakt hem oud genoeg voor eene zo fraaije, welgemaakte, fyn getekende, schoongeöogde, lief en zagt | |
[pagina 381]
| |
gekleurde Vrouw, die, nu zy weer begint opteluiken, wel twintig jaar jonger schynt dan Juffrouw Wysneus. Ons Lotje was regt zoet, en op haar wys nog al aartig. Zie zo, dit Episteltje gaat by de vorigen. Geschreven aan hare Vriendin, door
S.B. |
|