Zeventigste brief.
De Heer Dirk Welgezint aan Mejuffrouw Charlotte Rien du Tout.
Nicht Lotje!
Gy zoudt lang naar antwoord wagten, zo ik u niet moest doen weten, dat ik u ordonneer om daar te blyven, daar gy zyt; en zo gy my ooit weêr met uwe zottigheden komt plagen, dan, dat zeg ik u van te voren, zullen wy geen vrienden blyven. Ik kan niet met u redeneeren; anders zou ik u aantonen, hoe veel reden gy hebt om u gelukkig te achten, dat gy in het huis eener Dame woont, die de achting van alle brave lieden verdient.
Haal me de duivel! juist zo een Uilskop was uw Vader; en nog verwensch ik uw Moeder, als ik denk, dat zy zo een Franschen niet met al in onze familie bragt. Nu, dat kunt gy niet helpen; ik zou er ook niet van zeggen, waart gy zulk eene Malloot niet. 't Is goed, dat myn Vrouw geduld met u heeft; anders zou ik u eens braaf uw les leren. Schaamt gy u niet, u aan te stellen als of gy tien jaar waart? Wat doet gy, waar brengt gy uw tyd meê door? En