Een en zestigste brief.
De Heer Abraham Blankaart aan den Heer Hendrik Edeling.
Myn heer!
Ik ken genoeg van uwe omstandigheden en zedelyk karakter, om niet weinig in myn humeur te zyn, met het voornemen, dat gy hebt omtrent myne lieve Pupil.
Zie, myn Heer Edeling, ik ben geen knorrepot, die altyd legt te gnokken, en te gnutteren op Jongelui: ô ho! het zat over een zestig, zeventig jaar, ook al zo breet niet: maar dit is evenwel hemelsch vast, dat onze jonge Heren het drok genoeg maken; en dat Ouders of Voogden van geluk mogen spreken, als zy een aartige lieve meid, die hun aangaat, in goede handen zien. Wel, 't is een bedroeft ding, dat de jonge Heren zich de vryheid geven om stukjes uittevoeren, die hen de achting van hunne meisjes onwaardig maken. Dat rydt, dat rost, dat speelt, lichtmist voor een voor negentien, als of men en paardje schyt, geld op stal, en nog een lyf in de kist hadt: en als men dan eindelyk het wilde leventje wat moede is, ja! dan klungelt men naar de Vryster; die men een hope leugens en liflafferytjes vertelt. Het arme schaap neemt alles voor goede munt aan; en zy krygt een man met een verzwakt verslonst lichaam, zonder zedelyke, 'k laat staan Godsdienstige beginsels; zonder kunde in zyne zaken; en haar geld moet meermaal springen om smoussen en ligtekooijen te vreden te stellen.
Zo dat ik maar zeggen wil, myn Heer Edeling, dat ik regt te spreken ben, met uwe liefde voor het kind. Dat gy haar daar van nog geen kik gezegt hebt, smaakt my bestig. Hoor, gy zyt een hupsch jongman, en ik hoop dat onze lieve Heer haar maar genoeg wysheid zal verlenen, om u haar hart, zo wel als haar mooi zagt regtehandje te geven: mits echter, dat myn Heer uw Vader haar die eer aandoet, waar op ydere brave jonge Juffrouw, in zo een geval, recht heeft.
Indien men ons, om dat wy misselyke Potentaten zyn, alles moet laaten doen dat men wil, wel, dan zyn de redelyke menschen waaragtig te beklagen. Hoor, myn Heer Edeling, ik zou geen Kind veröngelyken, en myn Paard, zo min als Snap, myn Patryshond, (die al weêr met my naar Vrankryk gesjouwt is,) had-