my maar in 't geheel niet, dat gy u overal, zo altoos met den Heer Jacob, heen begeeft. Wat moet de Waereld van u denken? Het beste zeker is dit nog, dat gy uwe keuze reeds bepaalt hebt; en zoudt gy wel gaarn hebben, Saartje, dat men u voor zo eene Beuzelaarster hield, als dat meisje zyn moet, dat besluit om zich eens in de magt te stellen van een zo min beduident Jongeling, als alle de Bruniers zyn?
Uw satirique geest geeft my een aartige steek, daar gy spreekt van hem, zo hy eene slegte zyde hadt, aan my, ter zyner herstelling, over te leveren. Gy houdt de leenspreuk goed uit; en dewyl myne Moeder meent, dat ik myne trekken maar t'huis kryg, zwyg ik stil. Vervolgens geeft gy my, (stoute meid!) zo volkomen gelyk, dat ik er niets meer kan bydoen. Uw voornemen om eens huisselyker te leven, en dan met uw bemint Auteur Salomon uit te geeuwen: ‘ook dit alles was ydelheid,’ is uwer pen waardig. Zo is ook het afbeeldzel, dat gy van u zelf maakt. Eéne aanmerking nog. Zie wel toe dat de stroom van zinnelyke vermaken niet te sterk opzet! Een springvloed, Saartje, kan zeer veel schade veroorzaken; en zyt gy verzekert, dat hy u, in zynen bruischenden vaart, niet weg zal slepen van dien grond, waar langs gy zo luchtig heen dribbelt?
De Briefwisseling met Willem smaakt my,