lagen in haar gruwzaam hart gereed, en de Duivel zag maar naar gelegenheid uit, om die tot daadlykheid te brengen.
Ik kreeg onlangs uit het Rotterdamsche Sion een Brief van eene hele vrome Mevrouw, by gelegenheid dat men daar sprak van ook nog eens een Tente des Satans optebouwen. Die Mevrouw zondt my het afschrift van eene Leerreden, door Broeder vander Kwast in de huisoeffening uitgesproken. Je zult verbaast staan over zyn geheiligt vernuft, over zyn diep en zalig inzien in de dieptens des Satans, of des menschelyken harts, want dat komt al op een uit. Ja, die vander Kwasten zyn Lichten in ons Land. Hy hadt tot stoffe; de zeven gelykenissen, tussen de kleding van een waereldsche Vrouw, en haar bedorven hart. Zie hier, Zusje, zal ik de Leerreden gedeeltelyk overschryven.
‘Het Kapzel van eene onwedergeborene is nu eens allegaar in de hoogte, bestaande uit ettelyke boven elkander gelegde boucles; voorwaar een afbeeldsel van haar hart, dat zich op zyn eigen droggronden zeer verheft, en de eene deugd, reeds door ydlen waan als een ronde boucle opgezwollen, op de andere stapelt, waar door de natuurlyke mismaaktheid nog gruwzamer wordt. Dan kapt zy zich eens allegaar in de breedte; maar een wel doorzient geestlyk oog ontdekt wel