myn oogmerk; en alle te leurstellingen zyn ongevallig. Hy is puur grootsch op de eer die ik hem doe, van aan hem te denken; hoe - is het zelfde, geloof ik. Maar hy waant toch, dat ik het meer schreef om hem te plagen, dan om zyne zottigheden aftekeuren. Ik kan ook niet zeggen, dat hy geheel onnut is in eene Waereld, als waar in wy ons bevinden. Wy Meisjes hebben toch zo een knaapje nodig, nu om boodschappen te doen, dan om ons Nieuwtjes te vertellen, dan om een Quadrille-partytje te maken, dan om ons overal te brengen, daar de Etiquette niet toelaat zonder chapeau te verschynen. Ik heb er des niets tegen, dat Coo zin in my heeft, als ik hem maar kan bezigen tot alle die wissewasjes, waar toe ik een geschikt Huisknegt zelf te goed acht. Geeft hy zich daar airs op? dit is wel zeer tot zyn dienst, maar dan is hy des te zotter.
Ik ben gisteren in de Fransche Kerk geweest: waarlyk, de man preekt heerlyk; maar zo poppies-achtig opgedrilt! Ei, wat, er is niets in van een Apostel. Hierover eens meer. - Altoos
Uwe Vriendin,
S.B.