wen, of wel begrypen; en in de toepassing bragt hy alles zo praticaal op Sara t'huis. Onze Bregt huilde, zo veel indruk hadt zy er van, die sloof!
Nu kom ik eindelyk op de zaak, waar over ik u wilde schryven. Daar het onze Bregtje Sara gezien, met een jong wilt Heer; zy geloofde, dat het een uit de Kommedie was; en zy was nog veel ligtvaerdiger opgeschikt dan de Pop van Pieternel, daar je men eens van schreef. Zy was een el hoog gekapt. Haar Sack, (ja, zo een duivelsch kleed heb ik ook nog in myn natuurstaat gedragen!) was opgestrikt, je leven zo niet. Ze hadt witte zyde koussen aan; denk, Zusje, witte zyde koussen, en kerjeusde schoenen. En ander Orlosie bungelde een hope nesten en vodden. En ze liep net als de Hoer van Babel met dien Monsieur gearmt. Zy luisterde, Bregt zag het duidelyk, hem wat in, en toen keek hy de meid aan, en lachte dat het een schande was. Hoor, Kee, ik ben somtyds nog al bezwaart over haar; maar Broertje weet my zo tot rust te brengen. Moet jy niet ietewat hebben, Zannetje, zeit hy, om je klein te houwen? Is het niet beter, dat je jou bezwaart voelt om je zonden, dan dat je een Armiaansch slikgrondje hebt? of dat je ziel door eigen gerechtigheid den Duivel als een roofgoed wierd overgelevert? En