minder te beduiden. - Myn Broêr is verlieft, en over zulk eene beuzeling is al dat lamentabel romanesk getier! Hoor eens, Kereltje, is het den mensche dan niet zo wel gezet eenmaal te trouwen, als te sterven? Kom aan! noem my eens, van Adams tyd tot op den huidigen dag, één hupschen Jongen, die het niet voor het blinde Ventje moest opgeven. En kan men wel in forma verlieft wezen, zonder in den tyd der minne stapel zot te zyn? Je moet het magtig voor je hart hebben; want je plagt een gansche knaap te zyn, die zich door geen blaas met bonen liet bang maken. En zie daar, nu laat men zich door een lief schalkje, met een paar mooije oogen, zo maar in een stenen Roeland transformeeren. Ik weet trouwens, dat lieve brave Meisjes niet dan een deel Toverhexjes zyn: zy maken my myn leven ook zuur genoeg. Ik meen ook, zo dra ik myn Jaantjes man ben, het hele Zootje een Proces aantedoen, om hare schadelyke inwoning onder ons.
Loop Hein, waarom zou dat Schatje niet voor u zyn kunnen? Wat drommel weet ik, voor wien zy die manchetten maakt! Knoopt een Meisje nooit lubben, of zy moet juist haar woord gegeven hebben? Waarlyk, Broêr, dat gevolg gaat kreupel. Oh, ho! zulke vive meisjes raken niet ligt aan de liefdekoorts; 't vergif wil niet voort. Alles diverteert haar zo