Agt en twintigste brief.
Mejuffrouw Anna Willis aan Mejuffrouw Sara Burgerhart.
Waarde Saartje!
Zo als ik my nederzette om u te schryven, ontfing myne lieve Moeder een Brief uit Rotterdam, met de treurige tyding, dat hare eenige Zuster, myne geëerde Tante Betje, zeer gevaarlyk krank is. Myne Moeder is zeer bedroeft; gy kent haar: maar brengt met de grootste bedaartheid alles in gereetheid, en Willem is reeds om rytuig uit. Zo hy van 't kantoor kan, gaat hy ons brengen.
Zie daar, zo ongevallig is het leven; zo dwaas zyn onze ontwerpen. Nog geen uur geleden meende ik u te melden, dat ik van oogmerk was, om u by de eerste gelegenheid eens te komen zien, en met my een gehelen dag mede te nemen.
Schryf my dikwyls; myn adres gaat hier by. Blyf in allen opzichte u zelfs waardig. Ik ben met alle genegenheid
Uwe Vriendin,
A. Willis.