ik myne roeping tot een ander amt; ik was gehoorzaam, ik kategiseerde de kinderen en de vrouwtjes uit myn Buurt, voor een mondvol eeten, want de arbeider is zyns loons waardig. De reuk myner gaven verspreidde zich ook spoedig; de Groten der aarde verruilden ook gaarn myne toelichtingen voor hunne tydelyke goederen; edoch, dit getal is echter niet groot. Dus raakte ik ook bekent met de vrome Juffrouw Hofland, die gy als een andre Saulus vervolgt. Ik slyt vele opgewekte uurtjes met haar. Nu weet gy wie ik ben; maar jy bent een Atheïst, een Armiaan, een Sociniaan; ja je bent, mag ik met ruimte zeggen, een Deïst. Jy bent een voorstander van alle godloosheid, jy staat een dartel Hellewigt voor; dat doe jy; ja, dat doe jy. Jy weet ook wel, dat Juffrouw Hofland, als eene echte dochter van Gaaijus, de noden der Heiligen vervult, en jy onthouwt haar heur geld; zo dat jy een Kerkrover bent; ja, dat ben jy. Zo, heeft Saartje geen drie honderd guldens verteert? Wel nou toon je alweer jou werelds hart. 't Is waar, wy hielden het meisje in eene Christelyke soberheid, wy kleedden haar stemmig; ik weet ook beter dan jy, hoe veel zy 's jaars aan voedsel en deksel nodig hadt; honderd Ryksdaalders! - maar hoe veel heeft de goede Juffrouw wel gezucht over dat baldadig kind der Zonde, hoe vele tranen heeft zy ge-