de Heer Brunier zyne Zuster bezoekt is goed, is minzaam; maar komt hy wel om haar? Is het ook, om myn mooi Vriendinnetje? ‘Och, zegt gy, daar onderzoek ik niet naar.’ Goed, ik ook nog niet; vooral, zo hy niets meer is dan een mode-gekje.
Gy weet, dat ik, by gelegenheid, wel eens speel, maar ik heb toch geen zin in dien dag, waar over gy zo voldaan zyt; ofschoon ik beken geen oogvol kwaads te kunnen zien in alles wat gy, (stoute meid,) zo raar by elkander optelt. Het kan zyn, dat gy thans veel gezonder wordt; het is óók wáár, dat uitspanningen dien schat helpen behouden; maar, kan men goud niet te duur kopen? Ik vrees voor eene zedelyke ziekte; gy zult u overladen met vermaken. ...
Myn waarde Saartje, overweeg zelf, wat gy doet, wat gy laat: ga eens na, wat gy doen kunt, doen moet, in uwe jaren, in uwe omstandigheden; en als gy dan over u zelf voldaan zyt, zal het ook zyn
Uwe Vriendin en Dienares,
Anna Willis.