ik ontdekkent preeken! in ettelyke weken hoorde ik zo veel nuts niet.
Zo gy my dien Brief gezonden hadt, toen gy nog zeer over my voldaan waart; zo gy hem in uwen eigen vloeijenden, dartelenden, schertsenden toon geschreven hadt; dan ware hy een dierbaar teken uwer deugdzame vriendschap. 't Is waar, ik vrees, nu gy my aan my zelf nader hebt bekent gemaakt, of ik hem dan wel zo terstond, en met zo veele billykheid, zoude gelezen hebben. Ei lieve, los my by gelegenheid eens het volgende op:
‘Wat is toch de reden, dat ware vrienden, indien zy besluiten om elkander hunne fouten te zeggen, op elkander juist te onvreden zyn moeten? - Waaröm heeft de openhartige, de schrandere Burgerhart, dus lange in hare Willis zekere gebreken gezien, zonder haar die aan te tonen? Hoe komt het, dat ik deeze berispingen, door u in drift en moeilykheid gemaakt, veel geduldiger lees, dan ik doen zoude indien gy dit alleen met uwe natuurlyke minzaamheid gedaan hadt? my dus als eene ware vriendin handelende.’
Ik beken, dat ik, zedert uwe proefnemingen op myn hart, niet half zo voldaan meer ben over my zelf, dan voormaals. Ik zie nu, dat ik, zo ik van al het goede, dat ik ooit zeide of deed, alles aftrek, wat my niets kost, er dan bedroeft