hadt zeker nooit zo eenen zonderlingen inval als deeze geweest is.
Gy zult reeds weten, dat zy hare Tante verlaten heeft, en inwoont by eene fatsoenlyke Weduwe, die Dames logeert? Ik ken deeze Vrouw in 't geheel niet, ik zou niets tot haar nadeel kunnen zeggen; en evenwel wenschte ik, dat zy daar niet inwoonde. Meisjes van Saartjes toegevende goedhartigheid, die zo weinig kwaad bedoelen als vermoeden, zo onnozel in het onbetamelyke als een kind, die zelf onberispelyk zyn, en niemand van de slegtste zyde beschouwen, zyn altoos in gevaar om verleit te worden, als zy, die haar willen verleiden, maar niet onvoorzigtig zyn. - Gy begrypt my, myn Heer?
Hoe gaarne zou ik het jonge mensch by my hebben! myne Dochter Naatje bemint uwe Pupil, ik ook; zy is een zoet meisje, en houdt byzonder veel van ons. Myne Dochter is, door hare gesteltheid, wat zwaarmoedig; dat moet niet zyn. En Saartje is voor Naatje zo noodzaaklyk, als die voor hare jonge Vriendin. Maar, ik kan niet besluiten om my zelf dat huisselyk genoegen te bezorgen. Ik ben verpligt u daar, onder ons, reden van te geven. Oordeel of ik de zaak wel begryp!
Ik ken uwe Pupil; nooit zal zy te bewegen zyn, om hier; voor niet, in te wonen; dat