Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut
(1992)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtelijk beschermd33 Hendrik van Arkel aan Cornelia WildschutMijn allerliefste Keetje! Mag ik u bidden, bij mijn liefde voor u, en bij die onderscheiding waarmee gij mij altoos begunstigde, enig medelijden te voelen met uw ongelukkige vriend! Gij weet hoe ik miskend en gelasterd word; de nijd kon mijn geluk niet zien zonder het te ondermijnen. Ik ben in het uiterste gevaar om u voor altijd, en met u al mijn geluk in deze wereld te verliezen. Ik bid u, op mijn knieën, hoor mijn verdediging! Ik bid u thans niet om uw liefde, maar alleenlijk om uw billijkheid! Oordeel mij, niet naar hetgeen anderen van mij zeggen, maar hetgeen waarheid is en ik u zal verhalen. Gij kunt het met een goed hart niet geloven hoe vals de mensen zijn, en hoe kwaadaardig de wereld is; ja, hoe uw zo- | |
[pagina 137]
| |
aant.genaamde vrienden achter uw rug van u spreken. Indien gij, zoals ik, hoorde hoe men van u, uw brave moeder, uw achtingwaardige vader spreekt in de gezelschappen, dan zou gij overtuigd zijn dat zij u allen bespotten, beschimpen en beliegen; hoewel zij meest allen onder diegenen behoren die door uw ouders ontvangen en met beleefdheden, ja met weldaden overladen worden. Uw moeder noemt men een zottin zonder opvoeding; uw vader een zo zwak laf man, dat die (hoewel hij verstand heeft) zich door zo een malloot laat regeren, om rust en vrede in huis te hebben. U noemt men een bedorven kindje, zonder de minste talenten of het geringste oordeel; men erkent echter dat gij veel schoonheid bezit, doch dat niemand u waarlijk beminnen kan, omdat gij zo zot en zo vol grillen zijt. Men legt u te last dat gij uw moeder regeert, en ontzaglijk veel geld verkwist. Ik kan u verzekeren dat uw oom en tante Stamhorst, als ook hun dochter, uw vader alles wat nadelig is ten mijnen opzichte schrijven, omdat zij liefst zagen dat gij met de heer Van Veen trouwde, en... maar mijn zedigheid belet mij meer te zeggen - juffrouw Betje, schijnt het, vond uw Van Arkel meer naar haar smaak dan die rampzalige landjonker die haar zijn hof kwam maken. Ik heb nog een ontdekking gedaan; doch alles moet tussen ons blijven, of gij maakt u en mij ongelukkig. Zij is deze: uw vader is zo misnoegd over uw moeders verkwistingen, dat hij van voornemen is om juffrouw Hofman (op wier bijzijn hij zeer bijzonder gesteld schijnt) tot huishoudster, en misschien wel tot uw gouvernante ook, aan te nemen. Indien gij mij des bemint, met die voorkeuze die mij zo vleit; indien gij u zelf gelukkig maken wilt, dan moet gij in mijn ontwerp toestemmen. Bedenk eens hoe ik u bemin, daar ik u al mijn innerlijkste gedachten en overleggingen toevertrouw; overleggingen die, zo zij ontdekt worden, mij onvermijdelijk zouden bederven en u onherstelbaar ongelukkig maken. Draag des wel zorg voor deze brief, want ik zal u nog al meer | |
[pagina 138]
| |
verhalen dat gij weten moet. Men strooit uit (let daar toch wel op!) dat uw vader, zoals de kooplieden spreken, zeer wrak zit; en men spreekt daar op zulke plaatsen van als men wel weet dat ik het meest verschijn; dat indien de boekhouder zijn geld uit het comptoir neemt, hetgeen hij, zegt men, met recht doen kan, er geen redden of recht houden aan de zaken zijn zal. Men bedoelt met dit uitstrooisel twee einden: men wil zien of ik u, of alleen uw geld gezocht heb; evenals of een man als ik zo laag en schraapzuchtig zijn kon, en de schatten van de heer Wildschut behoefde om aangenaam en gelukkig te leven! Vervolgens: men wil hieruit gelegenheid nemen om uw moeders uitgaven te besnoeien, en geheel als een kind onder de duim te houden. Bedenk nu eens, mijn lieve Keetje! welk een lot het uwe zijn zal, indien gij u niet onder de bescherming begeeft van uw enige ware vriend, van de vriend, de begunstigde vriend uwer waarde moeder, die alles voor u wagen wil zo gij maar moed genoeg hebt. Er is nog een ontwerp gemaakt: men zal u noodzaken naar uw oom Stamhorst te gaan, en daar zult gij onder het streng gebod van uw wijze tante zijn, terwijl juffrouw Betje u alle vernederingen zal doen ondergaan. Gij zult moeten leven als in een klooster, geen jonge lieden zien van uw smaak, maar stijve klikken van jongens, of woeste raasberen, die, omdat zij een jonker of baron voor hun naam mogen zetten, zich inbeelden dat hun alles vrij staat als zij met burgermeisjes in gezelschap zijn. Geen komedie, geen opera, en over de danspartijen alwaar mevrouw Stamhorst of haar Betje het bestuur hebben kunt gij zelf oordelen. Dewijl uw tante met mijn zuster geen verkering altoos houdt, zult gij ook deze, uw lieve en ware vriendin, nooit zien. Gij zult evenals uw nicht met de dag op moeten, en geen ogenblik zijn mogen zonder iets te doen. Gij zult veel moeten horen lezen, en dat in boeken recht geschikt om er bij in slaap te | |
[pagina 139]
| |
aant.vallen. Gij zult naar de kerk moeten, en geen excuus zal gelden, 't zij van hoofdpijn, 't zij dat gij niet wel geslapen had. Voor uw uitspanning zult gij bloemen en bomen kunnen tellen, en het bloemstuk terecht schikken, want dit alles verkiest uw nicht en daarom is het goed. Gij zult des zomers meegesleept worden naar de een of andere lompe boer en boerin, en als tante een gulle bui heeft getrakteerd worden op room en beschuit, terwijl een half dozijn jonge lummels u de beten uit de mond zullen kijken. Gij zult uitgelachen worden over uw kleding, uw manieren, ja zelfs over uw spraak. Des winters zult gij de lange verdrietige avonden door moeten geeuwen, met oude wijven en nufjes, alle vriendinnen van het huisgezin; en indien er eens een uurtje mocht gespeeld worden zal het zo laag zijn dat het zichzelf schaamt. Gij zult moeten leren huishouden, en des gedurig of berispt of uitgelachen worden. Bedenk u eens hoe u dit zal aanstaan! En uw arme moeder zal even ongelukkig zijn. Ja, misschien wordt juffrouw Hofman wel tot gelduitgeefster gemaakt; en zij zelf zal uw vader, haar eigen man, moeten vragen om een vodzige rijer of dukaat. Alles zal geschieden onder het voorwendsel dat uw vader een geruïneerd man is. Blijft gij in de stad, dan zult gij door Van Veen gekweld en vervolgd worden, en misschien zult gij, om toch uit deze slavernij te zijn, mij opgeven en hem trouwen. Begeef u des in mijn bescherming; speel niet met uw geluk. Gij kent mij. Gij weet dat ik u meer dan mijn eigen ziel bemin; dat ik goedaardig en meegaand ben getuigt ieder die mij kent. Gij zult geheel vrij zijn in al uw verkiezingen; gij zult alles hebben wat gij begeert, en ik zal mijn roem stellen in de schoonste vrouw van geheel Amsterdam de gelukkigste vrouw in de gehele wereld te maken. Het eerste jaar na ons trouwen doen wij een reis naar Frankrijk en Zwitserland. Uw kinderen zullen u niet meer belemmeren dan uw koetspaarden of mijn jachthonden; vrees niet dat ik, die de schoonheid zo hoog waardeer, een jonge vrouw zal willen vernederen tot de lastige staat | |
[pagina 140]
| |
aant.van voedster. Uw eigen schatten en het geld dat ik van mijn ambt trekken zal zullen ons in staat stellen om op de aangenaamste en prachtigste wijs te leven. Maar dewijl ik u zonder uw medehulp niet gelukkig kan maken, is het nodig dat gij u door mij geheel en al laat besturen, opdat wij de verborgen raadslagen onzer vijanden en benijders verijdelen en hen in hun eigen strikken vangen mogen. Gij moet ten dien einde uw ouders huis verlaten... schrik niet, mijn lieve! Het zal maar voor weinig tijd zijn; zo dra zullen wij niet getrouwd wezen of de kans zal keren, en uw vader zal zich met ons verzoenen; de goede man bemint zijn kind genoeg om haar dan niet langer ongelukkig te willen maken. Maar stel eens dat hij zo onnatuurlijk hard ware, en zich zo door uw familie en door juffrouw Hofman liet opstoken dat hij nergens naar wilde horen, u uit zijn huis bande, ja dreigde te onterven; dan nog zal uw moeder onze partij houden, en haar enig lief kind niet opgeven aan de wreedheid van een onnatuurlijke vader. Ja, indien hij onverzettelijk bleef, dan zal die goede brave vrouw eerder besluiten om bij ons in te wonen dan met zo een barbaars man in hetzelfde huis te verblijven. Doch uw vader is niet bestand tegen uw moeder; hij zal toegeven, geloof mij, en wij zullen weldra zijn huisgezin vermeerderen en ons leven op de aangenaamste wijs vervolgen. De heer De Groot zal mijn partij nemen, en gij zult mij als uw redder en weldoener beminnen. Ik zal u veilig bij mijn zuster brengen, zonder dat men zal weten waar gij zijt, voor wij getrouwd zijn. Ik raad u als een vriend dat gij al uw juwelen en al uw contant geld, uw kostbare kanten en gemaakt zilver en goud meeneemt; want het kon gebeuren dat uw vader geen haast zou maken met al uw goed te laten volgen; en waarom zouden wij verplichting hebben aan anderen, daar wij zelf betalen kunnen van het onze? Gij kunt enige stellen van uw beste kleden, onder voorwendsel dat die u te nauw of te wijd zijn, bij juffrouw Ruban laten brengen; zij woont in de..., het derde huis, vlak over een | |
[pagina 141]
| |
aant.logement. Als gij deze namen gelezen hebt moet gij die uitkrabben; men kan niet weten, en waarom zou een braaf mens in verdriet komen? Daar zal ik een grote koffer zenden, om daar alles wel in te pakken, en aan mevrouw Lenting te adresseren. Gij kunt volkomen vertrouwen op juffrouw Ruban, zij is een grote vriendin van mij; en zij zelf zal twee kruiers om het goed bij u zenden als de baan klaar is - dat is als uw vader zich op de beurs, en uw moeder zich aan haar toilet bevindt; dan zal ik voorbij wandelen, en een teken afwachten. Mijn zuster zal u met open armen ontvangen, en hoe veilig gij bij haar zijn zult kunt gij oordelen. Mijn schoonbroeder moet u niet kennen; gij zult daar ontvangen worden als een nicht van zijn vrouw. Alles is daartoe al voorbereid. Vrees niet; hij bemoeit zich zo zeer met de zaken van Europa dat hij zijn eigen zaken vergeet, en zich nooit ophoudt met zijn vrouws gezelschappen. Hoor, mijn beste! mijn zuster verlangt vurig om u vergoeding te doen voor al het verdriet dat gij, ook om haar, in uw vaders huis geleden hebt; en gij kunt dan zo lang bij haar blijven als gij wilt, want mijn wil zal de uwe zijn. Wees nu voorts vrolijk, vlei uw vader in zijn humeur, wees minzaam, wees gedienstig, en wend voor dat gij, liever dan uw vader verdriet te willen doen, mij wilt vergeten. Ontvang Van Veen beleefd; dit zal hem hoop geven, en die hoop zal uw vaders hart geheel en al voor u innemen. Uw moeder zal gelukkig en gerust zijn, als alles maar weer wél is. Uw vader bemint de colleges en koffiehuizen; hij zal daar weer als voorheen de tijd die hij uit kan sparen doorbrengen, en wij zullen zonder moeite ons oogmerk bereiken. Dan zal ik u nog eens vermomd komen spreken, en plaats en uur mondelijk bepalen, om het rijtuig te kopen; want dit is mijn intentie, om niet gevonden te worden. Mijn lieve Keetje! Bedenk eens hoe gelukkig gij zijn zult, met een man die u zo zeer bemint dat er niets is 't welk hij, om u te bezitten, niet durft ondernemen. Deze brief zal u worden overgeleverd door een koopman in | |
[pagina 142]
| |
aant.prenten, en daarom komt hij tussen twaalf en twee uren, als hij ziet dat uw vader naar de beurs gaat. Hij zal over acht dagen komen om uw antwoord - wees gerust, het is een van mijn vrienden, die deel genoeg in uw ongelukkig lot neemt, en mij genoeg bemint om mij deze onnozele dienst te doen - een antwoord, gunstig voor ons beider geluk! - Eeuwig ben ik, uw H. van Arkel. |
|