Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut
(1992)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtelijk beschermd22 Cornelia Wildschut aan Hendrik van ArkelMijnheer! Mevrouw uw zuster, mijn waarde en geliefde vriendin, heeft mij aangespoord dat ik u een brief moest schrijven; maar dat wilde ik ook wel, want waarom zou ik u dat genoegen weigeren! Evenwel, ik ben geen grote schrijfster, dat laat ik over voor anderen die zich daar beter op verstaan. Maar wat nu belangt dat ik mij zou laten dwingen, neen dat niet; ik dwing niemand, en ik wil ook niet gedwongen zijn. En zulke praatjes die men van u ten uwen nadele mij wil vertellen, doen niets uit; ik zie wel waarom men mij een slecht denkbeeld van u geven wil, maar dat zal niets helpen. Dat zou mooi zijn, als men mij wist wijs te maken dat ik u niet moest nemen, en al evenwel goed genoeg was om u een ander te geven die met mij gelijk is; doch wees daar niet bang voor, en mijn moeder, denk ik, zorgt zo wel voor mijn geluk als andere lui die haar willen beheersen en dwarsbomen. Maar zo goed zal ik nu eens niet zijn; en waarom zou ik mijn zin niet doen, daar ik gewoon ben die te doen in | |
[pagina 98]
| |
aant.mindere dingen? En mijn vader zou ook zo niet zijn, indien zekere mevrouw die ik juist niet wil noemen mijn vader niet opzette. Maar zo is Betje altijd; en ik mag dan zo veel verstand niet hebben als Betje, maar ik zal ook niemand vals behandelen; en dat terwijl zij het zeker schijnt te menen met mij. Nu zal zij mij wel weer een hele geleerde brief schrijven, en haar moeder zal mij een predikatie zenden, doch ik zal beiden wel antwoorden. Laat dat maar voor mij opkomen; zie, ik wil niet voor de gek gehouden worden; maar wat spijt het mij dat uw zuster vertrekt! Nu, Mama spijt het ook krachtig. Doch wij zullen haar ook eens bezoeken, zegt Mama, en dat hoop ik, dat zal nog zo wat verandering geven, en ik hou zo veel van uit te gaan, en zo eens een beetje te reizen. En wat nu Van Veen betreft: zie, ik zal u zeggen zoals het is; en daar moet gij u niet aan storen, want het is zo, en niet anders. Ik zou zo veel niet tegen hem hebben, als ik mij wel bedenk, maar wat is 't? Ik wil niet gedwongen zijn om iemand te nemen die ik nog niet weet of hij mij wel zou aanstaan; en het is wel waar zoals gij zegt, dat als een mens geen vrijheid heeft hij ook geen geluk kan hebben; en ik begrijp ook zeer klaar, dat mijn geluk van de keuze die ik doe zal afhangen, en daarom wil ik ook zelf kiezen. En mijn vader zal geen kriezel bij mij winnen met al zijn stuursheid, of met al zijn brommen op Mama, die mij zo lief heeft dat ik niets kan dromen of ik heb het. En indien gij zo een slechterd waart, zoudt gij dan overal zo welkom zijn in alle huizen? En zouden onze jonge juffrouwen u zo gauw zetten mogen? Ik denk dat er meer verstandige lui zijn dan zekere andere lui, en dat die u beter kennen. Maar nu moet gij niet denken dat ik grote haast wil maken met u te trouwen, dat is zo niet; en ook mijn moeder zal alles wel weer met mijn vader schikken, en dat zou toch veel mooier zijn, zo hij daarin toestemde. Dan had ik mijn zin, naar gewoonte, en de gewoonte, zegt het spreekwoord, is de tweede natuur. Ik wens u een aangenaam reisje; als gij terug komt, zal het Mama en mij zeer lief zijn; wij houden veel van onze goede vrienden, en daarom | |
[pagina 99]
| |
zijn wij zo bedroefd wijl uw zuster vertrekt; en ik blijve, uw dienares en vriendin, Cornelia Wildschut. |
|