Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut
(1992)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtelijk beschermd8 Willem Stamhorst aan Paulus WildschutMijnheer zeer waarde broeder! Nooit heeft onze zeer verschillende wijze van leven of denken onze wederzijdse genegenheid in het allergeringste verkoeld; steeds namen wij het oprechtste aandeel in alles wat ons wederzijds geluk betreft. Hoe zeer ik mij des ook vlei dat gij daar aan even weinig twijfelt dan wij, zo zal ik echter in deze brief u daar een vernieuwd blijk van geven. Uw uitgebreide koophandel belette u om een zo oplettend man en vader te zijn als gij uit hoofde dezer verplichtingen behoorde te wezen. Dit is een waarheid die gij, waarde broeder! ons altijd hebt toegestaan. Hieraan is het ook toe te schrijven, dat gij de opvoeding van uw dochter geheel en al van u geschoven en aan haar moeder hebt overgelaten. Maar, al eens gesteld dat deze welmenende, deze waarlijk brave vrouw daartoe de vereiste bekwaamheden had, zo is echter de manier van leven die men bij u houdt, de kring waarin zij verkeert, en de uitspanningen die zij verkiest, geenszins geschikt om haar die gewichtige post wél te doen waarnemen, ofschoon zij u overhaalde om | |
[pagina 35]
| |
aant.na het overlijden van mademoiselle Du Sart geen andere gouvernante te nemen, maar Keetje geheel en al aan haar besturing over te laten. Uw vrouw, indien zij Keetje geheel verkeerd mocht hebben opgevoed, is echter wel verzekerd dat zij van niets het minste te beschuldigen is. Men moet veel meer die misslag in gebrek aan doorzicht dan in opzettelijk verzuim zoeken; was het hoofd uwer vrouw zo goed gesteld als haar hart, zij zou een volmaakte moeder zijn. Gelukkig dat tot dusverre het lieve meisje zeer bedaarde driften en een geleidelijke geest had (voor zoverre ons dit bekend is). Ik geef u echter, mijn waarde broeder! in bedenking, of een jonge schatrijke juffer, die met haar veertiende jaar geheel en al aan haar zelf werd overgelaten, zichzelf bij mogelijkheid kan opvoeden - regels maken en daarnaar haar gedrag bestendig volgen? Of zo een kind wel schemerachtig weet wat geluk is, en langs welke wegen men het kan bereiken? Of zo een meisje wel ooit gelukkig kan zijn in of buiten het huwelijk? Uit een brief die Keetje aan haar nichtje Betje geschreven heeft verstaan wij, onder andere, dat zij zeer gekweld is door zelfverveling enz., dat zij niet weet wat met zichzelf aan te vangen, en dat zij nergens minder zich vermaakt dan waar men dit van zulk een jonge juffrouw zou verwachten, enz. Dit heeft mijn waarde vrouw en mij minder verwonderd dan bedroefd. De ondervinding heeft meermaals geleerd dat de zelfverveling veel meer kwaads en buitensporigs veroorzaakt heeft dan opzettelijke zedeloosheid. En dat voor rijke jonge lieden duizenderlei wegen openstaan om tot wanorders te vervallen. Uw dochter geeft te verstaan dat zij van alles moede is, dat alles reeds zo oud voor haar is; dat haar wensen, zo ras voldaan als gevormd, haar geen waar genoegen aanbrengen - en dit meisje is nog maar achttien jaar! Hoe beklagen wij ons lieve Keetje! Nu moest zij eerst onder het oog van een verstandige moeder de wereld beginnen in te treden; nu moest zij eerst beginnen te genieten hetwelk | |
[pagina 36]
| |
aant.rijkdom en jeugd in haar omstandigheden uitdelen. Dit is het levensseizoen waarin de tijd op vleugelen wegsnelt, omdat de geest altoos bezig blijft met het vormen van plannen tot een aanstaand geluk; dan is men in de verwachting, in de vooruitzichten oneindig gelukkiger dan men ooit door de verkrijging daarvan wezen kan. Het genoegen, schemerachtig ontdekt, wordt niet afgebroken door ondervinding, en het lichtst opgehaald luchtkasteel heeft vaste grondslagen. Zult gij, waarde broeder! in staat zijn om haar nieuwe begeerten, nieuwe behoeften, en des nieuwe vooruitzichten te bezorgen? Hoe jammer is het dat haar voortreffelijke gouvernante overleed toen die reeds de aanvang der opvoeding gemaakt had! Zij had reeds veel gewonnen. De neigingen tot traagheid en onverschilligheid waren reeds weggenomen; zij begon werkzamer, wat gezetter bezig te worden. Maar dit alles is uitgewist. Beeft gij niet dat uw dochter, zonder het oogmerk te hebben om van de deugd af te wijken, al zeer ver zal kunnen afdwalen? Te meer daar zij gedurig omringd is van knapen die misschien hun voordeel zullen weten te doen met haar omstandigheden. En wiens is de schuld? Keetje komt nu in die leeftijd waarin de rede niet altoos door de natuur gehoorzaamd wordt. Ik overwoog enige tijd of ik de vrijheid zou nemen om u op deze wijze te schrijven; ik zag er al het ongevallige van, maar mijn zucht tot haar geluk deed alle mindere bedenkingen wijken. Men heeft ons verhaald dat uw dochter in de vier laatste jaren (en juist zo lang zagen wij haar niet) een ongemeen fraai meisje geworden is; dat ieder haar kent, dat zij overal verkeert, dat zij op alle publieke vermaken komt, dat de Vauxhall en de openbare bals haar dikwijls zien inkomen met zulke jonge lieden met wie zedige juffers niet zeer behoorden bekend te zijn. Men voegt erbij dat haar moeder niet altoos bij haar is. Zoudt gij niet besluiten kunnen om met uw vrouw, die in waarheid deugdzaam en goedaardig is, over dit alles eens ernstig en minzaam te spreken? Zoudt gij haar niet kunnen voor- | |
[pagina 37]
| |
aant.stellen om Keetje een vriendin als gezelschapsjuffer toe te voegen? Indien gij in dezen gelukkig slaagt, is uw dochter in veiligheid. Ik hoop, waarde broeder! dat gij ons op deze brief zo een antwoord zult zenden als wij van u verwachten. Wat ons betreft: wij leven vergenoegd en vrolijk. Betje is een platje, maar doet eer aan de opvoeding van haar ouders, en indien zij dus blijft voortgaan, en niet al te vroeg in het huwelijk ons ontsnapt, zal zij eens haar uitmuntende moeder gelijk worden. Mijn zoon belooft veel, maar of hij zijn dagen wel in zulk een kalmte zal doorbrengen als zijn vader, dat is zeer bedenkelijk. Hij is in zijn aard billijk en rechtvaardig, en zijn vurige geaardheid maakt hem, om Betjes uitdrukking te gebruiken, meer de Don Quichot dan de bedaarde verdediger der menselijke natuur; als hij wat ouder is zal dat grote vuur wel wat verminderen. Men vindt ook doorgaans meer deugd in warme genegenheden en hevige begeerten dan in mensen van een bloedlauw karakter. Sterke driften kunnen bedwongen, maar koude driften kunnen nooit vruchtbaar tot enig goed gemaakt worden. Zijn stand van advocaat zal hem intussen hier meermaals gelegenheid geven om zijn Rossinant te beklimmen, en reuzen der onderdrukking te bevechten. Uw zuster, mijn geliefde vrouw, is zowel de vreugd als de roem van mijn leven; zij blijft zoals zij was toen gij haar alle dagen zag, en gedurig al meerder achtte. Vaar wel, groet uw waarde vrouw van ons allen, en geloof dat gij een vriend hebt in uw broeder W. Stamhorst.
ps Ei lieve Wildschut, verneem eens naar zeker jong heer - Van Arkel, die veel bij u verkeert. Er woont sedert weinige maanden in dit oord ene mevrouw Lenting, die mij weinig bevalt; men zegt dat Van Arkel haar broer is. Zij is een vrouw van de grote wereld, en geeft hier de ton, voor zoverre zulks uitvoerlijk is. Ik haast mij niet zeer om gemeenzaam met haar te | |
[pagina 38]
| |
aant.worden; ik heb een dochter... adieu Pauwtje! van uw zuster E. Stamhorst. |
|