Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 5
(1796)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrijteder beminde ouders!Dat de Mentor van thèlemachus, dat de reisgenoot van den jongen tobias, bovenmenschlijke wezens waren, is niet zo zeker, als dat hij, aan wien gij mij hebt aanbetrouwd, indedaad voor mij een bescherm-engel is. walter, mijn waarde walter! gaf mij aan mij zelven, aan u, aan het gezond verstand, aan mijnen Schepper weder; zijn leven is geheel zedeles; zijn voorbeeld doet zo alles af; zijne kracht van overreding is zo groot, dat die veel toebragt, om niet alleen mij, maar een geheel stijfzinnig verkeerd meisje tot haaren pligt overtehaalen. Waarom, ô mijne dierbaare moeder! was ik zo afkeerig van het Euangelie, 't welk gij mij door | |
[pagina 371]
| |
uwe lessen en door uw voorbeeld, in zulk een beminlijk licht deed beschouwen? - laat ik, hoewel tot mijner beschaaminge, u daarvan de oorzaak mogen zeggen. Mijn zotte hoogmoed liet niet toe, te gelooven, dat eene vrouw meer verstand, meer oordeel bezat, dan een jongeling die van zijne eerste jeugd af zich aan studie en onderzoek had overgegeeven; schoon die vrouw mijne moeder, mijne verstandige moeder ware: ik waande geen Wijsgeer te kunnen zijn, indien ik vrouwen-oordeel niet hield voor vooroordeel; indien ik haare naauwgezetheid niet hield voor dweeperij - oordeel uit deeze mijne belijdenis, of ik eenig recht heb op uwe vergeeving. Hoe eerbiedig ik nu, in mijn' Vader, den verstandigen, den nuttigen man! hoe verfoei ik mij, als ik nadenk, op welk eene onverschoonelijke wijs ik over hem dacht! ben ik niet aan zijn' vlijt, aan zijne braafheid, alles verschuldigd! Hoe onwaardig heb ik mij alles gemaakt, door mijn tijdverkwisting, door mijne nutloosheid! ô mijn Vader! vergeef uw' zoon het geen hij misdeed, en wees verzekerd, dat ik voortaan u zal poogen te volgen: mijn ijver zal mijn verzuimden tijd inhaalen; ik zal een werkzaam nuttig leven leiden, en hoop dat gij beiden, uw' zoon nog eens met goedkeuring zult kunnen beschouwen: indien gij niet nog over mij beschikt hebt, dan zoude mijn vriend zich met mij associeeren; ik geloof dat ik hem nuttig zijn kan; evenwel, ik herhaal het, indien gij iet anders voor mij verkozen hebt, ik zal u met vreugd gehoorzaamen. Bedroef u niet over uw geleden verliest, weigert u | |
[pagina 372]
| |
toch niets van die aangenaamheden waaraan gij gewoon zijt! bekommert u niet om mij iet natelaaten! ik zal in weinige jaaren in staat zijn, voor u te zorgen, indien de Hemel mijn goed oogmerk, mijn vlijt, mijne verkregene kundigheden in den handel, gelieft te zegenen: u, mijn Vader! gelijk te worden, zal voortaan mijne hoofdstudie, mijne philosophie zijn. Mijn vriend walter schrijft aan Juffrouw hofman een zeer langen brief over het geen ons, zedert wij te Metz waren, ontmoet is, dit is de reden, dat ik deezen kan bekorten. Wij zullen met den Heere williams en zijne Pupil, de reis naar Holland doen: het is voor mij van het grootste belang, dat gij beiden leert kennen. mag ik de vrijheid neemen, u te zeggen, dat ik dat waardig meisje bemin? - ik weet, en mijn vriend is dit met mij ééns, dat gij mijne keuze zult billijken; ik heb dit ook aan den eerwaarden vroomen man, en aan haar zelve gezegd - indien deeze mijne keuze uwe goedkeuring moge wegdraagen, heb ik alle hoop, om na eenige weinige jaaren gelukkig met haar te zijn. Over alles mondling: ik groet u en mijne Tante, en mijn lieven frans hartlijk, mij noemende
Uw dankbaare, gehoorzaame zoon,
c. de groot. |
|