Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 5
(1796)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 52]
| |
mijn waardste vriend!Ik neem de pen weder op, om uw vriendlijk postcriptum te beantwoorden; maar mijne aandoeningen op het gezicht uwer bevende letters, doen mij zo veel gevoelen, dat ik vrees niet in staat te zijn, u zo veel te schrijven als ik wenschte, niet alleen om u te vergenoegen, dan wel om mij zelve het grootste vermaak te bezorgen dat thans voor mij bereikbaar is. O mijn beste walter! wat heb ik door uw afwezen, door uwe doodlijke krankte, ontdekkingen op mijn hart gedaan! ja mijn vriend, nu weet ik, dat ik alleen en afgescheiden van u, niet meer zo gelukkig zijn kan, als ik voorheen was: hoe misnoegd ben ik nu niet dikwijls op mij zelve, dat ik veelmaals verzuimde alle uuren die gij voor mij uitspaardet, geheel-en-al met u doortebrengen! ik ontveins niet, dat uw brief mij traanen gekost heeft - ‘Uw aandacht was in het uur des doods nog verdeeld tusschen uwe aanstaande standsverwisse- | |
[pagina 53]
| |
ling en uwe vriendin’ - in deeze woorden zie ik de grootste, de gevoeligste liefde, die ooit een denkend, bedaard, godsdienstig jongman, voor zijne beminde koesterde; alles wat gij mij ooit had kunnen zeggen, zoude mij zo niet geroerd hebben! - ik vermoei den Vader aller schepselen met mijne gebeden om uwe herstelling..... welk eene laage, onbetamelijke uitdrukking! ik voel dat zelve, ik wilde dit alleen zeggen, dat ik geduurig bid: ‘O hemelsche Vader! herstel mijnen vriend, en laat hem, zo dra zulks zonder een gevaarlijke verhaasting zijner reis gebeuren kan, gezond en gelukkig wederkeeren, om met eigen oogen te zien hoe zeer hij bemint en geacht wordt, door zijne tedere vriendin,
naatje.’ |
|