Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 3
(1793)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 233]
| |
mejuffrouw, zeer hartlijk geliefde vriendin!Toen ik u zeide dat ik voor eenige maanden met mijne moeder, om haare zwakke gezondheid, naar buiten ging, beloofdet gij mij meermaal te zullen schrijven; en dit was te aangenamer voor mij, om dat ik geloofde dat deeze belofte zo wel uit uw hart als uit uw verstand voordloeide; het is toch streelend als men ziet dat onze afwezigheid ons niet bij lieve vrienden uit het geheugen wischt, en eene vriendlijke briefwisseling brengt ons als 't waare, in het lief gezelschap onzer van ons gescheidene vrienden terug; tot nog toe hebt gij evenwel aan die gulhartige belofte niet voldaan: doch zie eens bid ik u, hoe behendig onze eigenliefde is! verre van dat ik die nalaatigheid zou toeschrijven, aan veranderlijkheid van uwen kant, bepaalt zij mij op uwe omstandigheden; en zegt: ‘Juffrouw wildschut heeft tot nog toe den tijd niet gehad om aan haare beloften te voldoen.’ | |
[pagina 234]
| |
Zij zoude ook wel gelijk kunnen hebben: jonge Dames die in uwen smaak en in uwe omstandigheden leven, hebben alle daag meer omhanden dan zij af kunnen; maar dewijl ik deeze verschooning niet heb, vooral sedert ik Buiten ben, weinig lieden zie, en meer omga met bloemen en boomen, dan met menschen, ga ik er mij eens toe zetten en een recht langen brief aan u schrijven; indien zulks verschooning vereischt, dan beroep ik mij ook op mijne omstandigheden, en ik twijfel niet, of uwe mij zo welbekende inschikkelijkheid zal daarmede voldaan zijn; ja zulks ook toonen door een vriendlijk antwoord op deezen. Onze vriendin hofman meldt mij, dat gij zeer welvaarend zijt, en eenigen tijd bij u eene zeer geestige Dame logeerde, in wier gezelschap zij zig meermaal bevondt: niets is zeker aangenaamer dan den ommegang met lieden, die niet alleen ons den tijd vermaaklijk helpen doorbrengen, maar van wien wij, als jonge lieden, ook een goed voorbeeld kunnen erlangen; wat maakt toch sterker indrukken op ons, dan het goede voorbeeld, dan de verstandige onopgesierde gesprekken, met eene waare vriendin? het is daarom, dat er aan de keuze eener vriendin zo veel gelegen ligt: maar indien wij ons hebben laaten verrassen door aangenaame uitwendigheden, zullen wij weldra zien, dat wij ons overijld hebben, en men kan het niet moejelijk vinden van zijne dwaaling terug te keeren. Gij weet wel, lieve vriendin, dat men in brie- | |
[pagina 235]
| |
ven van deezen aart mag schrijven het geen ons voor den geest komt, en waartoe men meer of min aanleiding heeft? van die vrijheid bedien ik mij, en wacht hetzelfde van u; doch een nieuws dat mijn vader, die alle week Buiten komt, mij verhaald heeft, evenwel maar als een algemeen gerucht, is, dat de Heer van veen, met wien hij veel ommegang heeft, en veele affairen, u ten huwelijk heeft gevraagd; doch onze vriendin voegt er bij, dat zij daarvan verzekerd is. Ik bemin u veel te oprecht, om u, tusschen ons, geen geluk te wenschen met deeze uwe overwinning! het is ontegenzeggelijk dat de keuze van een verstandig deugdzaam man ons tot even groote eere strekt, als zijne keuze hem ter eere strekt die een meisjen van verdienste weet uittevinden, en zig aanbiedt om haar door dit leven te geleiden. Mijne lieve vriendin! zo men de waardij van zo eenen man recht weet te schatten, en te gelijk, in dien man den beminnenswaardigen vriend kan beschouwen, hangt het dan niet geheel-en-al van onze keuze af, om gelukkig, duurzaam gelukkig te zijn? Hoe aangenaam moet dit verzoek niet zijn aan een' vader die u bemint; aan eene moeder wier liefde voor u, haare eenige dochter, geene paalen kent! hoe veele jonge Juffrouwen worden ongelukkig, om dat zij door de schijnschoone ondeugden verleid zijn, van hem die geen ander oogmerk heeft, | |
[pagina 236]
| |
noch hebben kan, dan het voldoen eener woeste drift, of een wel uitgerekend eigenbelang! Welk een geregeld plan van geheel andere pligten, zult gij nu welhaast te volgen hebben! nu zult gij geheel u nog onbekende neigingen ontwikkelen; gij zult overdenken dat het heel wat anders is, jong en ongetrouwd in het ouderlijke huis onbezorgd te leven, dan gehuwd te zijn met een' man, die alle uwe achting en liefde dagelijks al meer zal verdienen. Welk een verbazend onderscheid moet gij niet zien, tusschen onze jonge Heeren van de mode, en zo een degelijk man! gij, lieve keetje, had dikwijls, denk ik, gelegenheid om te kunnen vergelijken: ik heb mij altoos verbeeld, dat een ligte knaap, zonder beginzels en zonder reden, die meer zondigt met koel overleg, dan naar een, door hem aangenomen leerstelzel, nooit waare liefde voor een eenige vrouw gevoelen kan; en daaruit leerde ik altoos die wufte snapachtigheid, dien vloed van complimenten af, waar door hij bij de zottinnetjens opgang maakt, zo hij dit van belang oordeelt; mij dunkt, dat indien ik meer in de wereld geleefd had, en des ook in de gelegenheid geweest, om mij omringd te zien van zulke snappers, ik zodra ik alleen was, eens voor mijnen spiegel zoude getreden zijn, en mij zelve gevraagd hebben: is het ook waar, dat ik zo schoon, zo bevallig ben? straalt er zo veel ziel door mijn gelaat? zo | |
[pagina 237]
| |
veel geest uit mijne oogen? vervolgends, zoude ik mij zelve onderzocht hebben, en gevraagd: bezit ik zo veele talenten en in zo groote volkomenheid? en wat zou het gevolg geweest zijn, dan dat ik een mij bespottend vleier had gevonden, in den onbescheiden toejuicher? Ik zou hebben moeten denken, is deeze man waarlijk een man van verstand? is hij een bevoegd oordeelaar over talenten en verdiensten? wel dan moet hij geen woord meenen van alle deeze duizeligmaakende lofredenen; en hij moet mij met een voor dwaas genoeg houden om zig te kunnen verzekeren dat ik hem geloof geef; maar als ik daarbij nog wist, dat dit zijne gewoone wijs van spreeken was, als hij ook zig met zulke jonge Juffrouwen onderhield, die indedaad noch schoon, noch bevallig, noch uitstekend waren in bekwaamheden, hoe zou dan mijne koele verachting hem straffen! Gij ziet in den braaven Heer van veen, dat de liefde niet zo luidruftig, zo weidsch, zo kakelachtig is; waare liefde voor een deugdzaam, verstandig meisje, is ingetoogen, schroomachtig, en zo al niet min of meer droefgeestig, (iet dat misschien meer door het temperament, dan door de liefde op zig zelve veroorzaakt werd,) ten minsten een weinig peinsachtig is; zo eene liefde ziet niets, hoort niets dan hetgeen in naauwe betrekking staat met haar eenig voorwerp. Dewijl het voor ons van het grootste belang is, te weeten of een man die naar het huwelijk | |
[pagina 238]
| |
staat, ons waarlijk bemint, is het niet dan redelijk dat wij hem naauwkeurig gadeslaan: een man die bemint, volgt met zijn oog alle onze schreden; zijn hart vliegt ons als 't waare tegen; in ons bijzijn alleen is hij gelukkig; eene kleine onachtzaamheid omtrent hem, doet hem waarlijk lijden; hij bemint ons juist zo, als de Natuur ons vormde, minder of meerder schoon, dit is hetzelfde; maar zo wij door een verstandig deugdzaam man bemind worden, heeft zijne liefde een vaster grondslag; hij kent onzen zedelijken aanleg; hij ziet zo wel wat wij eens zullen zijn, als wat wij in onze omstandigheden zijn kunnen; zo bemint een van veen mijne geliefde vriendin wildschut; nogmaals geluk met deeze overwinning! met hem zult gij al de goede neigingen van uw gezond hart kunnen voldoen, en uwe geheele famille en alle uwe vrienden de groote proef geeven van uw goed oordeel, nu het er op aankomt om eene keuze te doen: welk een verrukkelijk gezicht zou het voor ons allen, die u zo hartlijk beminnen, en zo vuurig wenschen u gelukkig te zien, niet zijn, als wij u getrouwd vonden met een man die u op eene bestendige wijs gelukkkig zal maaken! zo een man gewent ons goed te zijn, niet bij vlaagen en losse verkiezingen, maar uit beredeneerde beginzels van reden en deugd! zo een man heeft een' bron van vrolijke weltevredenheid, die grondslag van huislijk geluk, in zijn eigen vergenoegd hart; hij heeft niet terug te zien op buitenspoorigheden, die de verst | |
[pagina 239]
| |
uitgestrekte gevolgen na zig sleepten; zo een man heeft een te goeden, te zedelijken smaak om zijn vermaak buiten zijn huis te zoeken; hij is geen reeds verouderde dienaar der ondeugd, wanneer hij zijne manlijke jaaren bereikt, en dit zelf hecht hem op de tederste wijze aan eene geliefde vrouw, zijner keuze waardig; hij is zo verre van een vijand te zijn der vermaaken die fatsoenlijke vrouwen mogen bijwoonen, en versieren, dat hij integendeel die in haar gezelschap met meer genoegen geniet, dan of hij alleen ware; zo een man weigert nooit iet aan zijne vrouw, dat hij haar, zonder haar wezenlijk geluk te benadeelen, kan toestaan; hij wil nooit beslissen, dan wanneer haar geluk hem daar toe dwingt; en dan ook kost het iet aan zijn beminnend hart; ach mijne vriendin! hoe gelukkig zult gij zijn! en, neem dit ook in aanmerking, het zegt zo veel voor een zo goed hart als het uwe! en - gij zult de voldoening hebben, die er moet gelegen zijn in een braaf man gelukkig te maaken! Gij hebt, mijne lieve vriendin! nu nog veel meer aangenaame vooruitzichten: eene getrouwde vrouw die aan de pligten van haaren staat beantwoordt, heeft de streelende bewustheid, dat zij niet onnut op deeze wereld voordleeft; en wie heeft een hart zo geschikt dan gij, om te beseffen dat die eene zeer aangenaame bewustheid zijn moet? gij, die, volgends uw eigen getuigenis nu alrede moede zijt, van alles wat er thans voor u te genieten | |
[pagina 240]
| |
is; die alrede de verteerende zelfverveeling kent. Alle weldenkende lieden zien geen beminlijker en tevens eerbiedniswaardiger voorwerp, dan eene braave vrouw, die, aan het hoofd van een talrijk huisgezin geplaatst zijnde, dien post op eene voortreffelijke wijze uitvoert: het is in een welgesloten huwelijk dat de edelste wenschen der eerzucht en de beste genoegens voor het hart, vervuld en genoten worden: maar, ongelukkig zij die eene kwaade of dwaaze keuze doet! de gevolgen daarvan zijn ijslijker dan ik zal of kan afbeelden; en waartoe ook zou dit noodig zijn? Hoewel ik voor mij in 't bijzonder geene neigingen heb om van staat te veranderen, zo geloof ik echter, dat onze waare bestemming in dien staat ligt, en verheug mij altoos van harte als ik hoor, dat eene mijner vriendinnen, dien staat met een braaf man gaat aanvaarden - men is niet altoos jong; men is niet verzekerd van eene vaste gezondheid, van eenen voordduurenden overvloed; en hoe treurig is aldan het vooruitzicht, daar men als 't waare alleen staat; geen waaren vriend heeft die ons ondersteunt en troost; geene kinderen, die, indien zij aan eene goede opvoeding beantwoorden, de deelnemendste aller vrienden zijn! dan verlaaten ons onze vrolijkste gezellinnen, ja wij zelven begeeren haar gezelschap niet langer; de geheele wereld vol vermaaken en verstroojingen, is dan voor ons als eene betovering verdwenen, en men walgt van het leven, terwijl men den dood vreest: hier- | |
[pagina 241]
| |
om, mijne lieve vriendin! is het noodzaakelijk, dat men zig, in der jeugd, indien onze omstandigheden zulks toelaaten, een weinig voorbereidt, om zulke omwentelingen in ons zelven en in onzen toestand te draagen, zonder ongelukkig te worden: het is des wèl dégelijk ons wáár belang, dat wij ons met wel geschrevene boeken leeren bezig houden: ik herinner mij daar, dat gij u bij mij eens beklaagdet, over gebrek aan geduld, en begrip, als gij iet begon te leezen, en dat zulks u daar ook van afschrikte: dit kan zeer wel zijn; maar gij kunt dit beiden overwinnen; overtuig u maar eerst ten vollen, dat dit hoognodig voor u is. Niemand kan meer afkeerig zijn dan ik ben, om eene beminnelijke jonge Juffrouw tot eene nutlooze geleerde te verbrodden; maar even ver ben ik verwijderd van hun die denken, dat zo eene Juffrouw niets anders te doen heeft, dan te leeven naar den heerschenden smaak. Vóór ik deezen sluit, moet ik u nogmaals geluk wenschen, om dat het in uwe hand is uw volgend leven, veilig en alleraangenaamst doortebrengen: ach! wie zou niet ijzen als hij nadenkt wat het moet inhebben, getrouwd te zijn met een schoonschijnend deugeniet, dien men gekozen heeft tegen den vriendlijken raad van alle onze beste vrienden; tegen den wil eens vaders, of, wilt gij, van ouders, die ons geluk bedoelden, toen zij zig van hun gezach bedienden, om ons dit te beletten; met een' man getrouwd te zijn die ons niet bemint, dien wij | |
[pagina 242]
| |
niet achten kunnen, die ons argelistig verschalkt heeft ter berijkinge van eigenbaatige oogmerken; waar zal men alsdan toevlugt, raad, bescherming vinden? maar, zo als ik zeg, dit alles is onnoodig breeder aftebeelden, voor iemand die met genoegen haarer geheele famille, en tot blijdschap haarer vrienden, zig zal verbinden met een' jongeling zo achtingwaardig en beminnelijk - ik omhels u teder, en verlang naar een' brief van u, aan uwe
oprechte vriendin,
sara sadelaar. |
|