Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 3
(1793)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 198]
| |
mijnheer!Mevrouw uwe zuster, mijne waarde en geliefde vriendin, heeft mij aangespoord, dat ik u een brief moest schrijven; maar dat wilde ik ook wel, want waarom zou ik u dat genoegen weigeren! evenwel, ik ben geene groote schrijfster, dat laat ik over voor anderen, die zig daar beter op verstaan; maar wat nu belangt dat ik mij zoude laaten dwingen, neen dat niet; ik dwing niemand, en wil ook niet gedwongen zijn; en zulke praatjens die men van u ten uwen nadeele mij wil vertellen, doen niets uit; ik zie wel waarom men mij een slecht denkbeeld van u geeven wil; maar dat zal niets helpen: dat zou mooi zijn als men mij wist wijs te maaken, dat ik u niet moest neemen, en al evenwel goed genoeg was om u een andere te geeven, die met mij gelijk is; doch wees daar niet bang voor, en mijne moeder denk ik, zorgt zo wel voor mijn geluk als andere luî die haar willen beheerschen en dwarsboomen: maar zo goed zal ik nu eens niet zijn; en | |
[pagina 199]
| |
waarom zou ik mijn' zin niet doen, daar ik gewoon ben dien te doen in mindere dingen? en mijn vader zou ook zo niet zijn, indien zekere Mevrouw die ik juist niet wil noemen, mijn vader niet opzettede; maar zo is betje altijd; en ik mag dan zo veel verstand niet hebben als betje, maar ik zal ook niemand valsch behandelen; en dat terwijl zij het zeker schijnt te meenen met mij: nu zal zij mij wel weêr een heelen geleerden brief schrijven, en haar moeder zal mij eene predikatie zenden, doch ik zal beiden wel antwoorden: laat dat maar voor mij opkomen; zie, ik wil niet voor den gek gehouden worden; maar wat spijt het mij dat uw zuster vertrekt! nu, Mama spijt het ook krachtig: doch wij zullen haar ook eens bezoeken, zegt Mama, en dat hoop ik, dat zal nog zo wat verandering geeven, en ik hou zo veel van uittegaan, en zo eens een beetje te te reizen: en wat nu van veen betreft; zie, ik zal u zeggen zo als het is; en daar moet gij u niet aan stooren, want het is zo, en niet anders: ik zou zo veel niet tegen hem hebben, als ik mij wèl bedenk, maar wat is 't? ik wil niet gedwongen zijn om iemand te neemen dien ik nog niet weet of hij mij wel zou aanstaan; en het is wel waar zo als gij zegt, dat als een mensch geen vrijheid heeft hij ook geen geluk kan hebben; en ik begrijp ook zeer klaar, dat mijn geluk van de keuze die ik doe zal afhangen, en daarom wil ik ook zelve kiezen: en mijn vader zal geen kriezel bij mij winnen met al zijne stuurschheid, of met al zijn brommen op Ma- | |
[pagina 200]
| |
ma, die mij zo lief heeft dat ik niet kan droomen of ik heb het: en indien gij zo een slechtert waart, zoudt gij dan overal zo welkom zijn in alle huizen? en zouden onze jonge Juffrouwen u zo gaauw zetten mogen? ik denk dat er meer verstandige luî zijn dan zekere andere luî, en dat die u beter kennen: maar nu moet gij niet denken dat ik groote haast wil maaken met u te trouwen, dat is zo niet; en ook mijne moeder zal alles wel weêr met mijn' vader schikken, en dat zou toch veel moojer zijn, zo hij daarin toestemde; dan had ik mijn' zin, naar gewoonte, en de gewoonte, zegt het spreekwoord, is de tweede Natuur: ik wensch u een aangenaam reisjen, als gij terug komt, zal het Mama en mij zeer lief zijn; wij houden veel van onze goede vrienden, en daarom zijn wij zo bedroefd, wijl uw zuster vertrekt; en ik blijve,
Uwe dienaares en vriendin,
cornelia wildschut. |
|