Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 3
(1793)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrijchrisje lief!Ja wel heeft het geluk mij gediend: de inval van Mevrouw wildschut om met u onverwachts een bezoek te gaan geeven; het uithuizig zijn van den man, en dat ik gelukkig juist toen daar heen ging, | |
[pagina 99]
| |
heeft mij wonderlijk gediend: zij was des alleen, en zeide mij, dat zij niet verkoozen had om met u medetegaan: het was nog zo vroeg in den namiddag, dat er vooreerst niemand gewacht werd: ik heb mijn' tijd zo wèl waargenomen; ik heb haar zo veel verhaald, zo veel beloofd; ik ben geheel zijde en sluweel gebleven, en dat wel, om haar aan mij te gewennen: zij moet kunnen getuigen, dat ik (arme bloed!) haar nooit iet heb gezegd of voorgelegd, het welk niet in haars moeders bijzijn konde gezegd, of gedaan worden: hoe beter ik mij omtrent haar gedraag, hoe minder zij geloof zal slaan aan verhaalen, die niets dan waarheden behelzen: dit kost mij te minder, om dat ik, (al hing er mijn leven aan!) onmogelijk verliefd zijn kan; zelfs niet alleen als dier, op zo een geheel-en-al bedorven kind, dat te dom is om te bevatten - ach zij kan niets bevatten - zij is fraai - schoon! zo gij wilt - maar zij heeft noch ziel noch leven: en mijne grootschheid zelve zal schrikkelijk vernederd zijn, wanneer ik zo een malloot bij de wereld als mijne vrouw bekend maak; en zo ik dat niet doe, loopt mijn oogmerk op niets uit: 't is de eenige weg tot haars vaders geldkist. Zij heeft mij verzekerd, dat zij zig niet zal laaten dwingen; dat zo zij niet toegeeven wil, haar vader zal moeten toegeeven: ik moet, zegt zij, haare moeder te vriend houden; zij, of haare moeder gelooven geene slechte geruchten van mij; en als zij eens trouwt, zal het met een' man zijn, dien zij | |
[pagina 100]
| |
zelve verkiest: ik heb haar lang en breed gesproken over het geluk van twee lieden, die uit eigene verkiezing, en om dat zij volkomen in denken en doen overeenstemden, besloten zig voor hun geheele leven op de naauwste wijze te verbinden: ik heb haar beloofd, dat indien ik zo gelukkig wierd van haar eens de mijne te mogen noemen, haar wil mijn wet, en haare begeerten mijne wenschen zijn zouden; dat buiten dit, er geen geluk te vinden was: want dat zodra men iemand wil dwingen, de liefde de vlugt neemt: ik heb, kort gezegd, haar van haare zwakke zijde aangegrepen: dit weet gij is de geheele kunst: ik ben geen Fat; maar, dat zij mij lief begint te krijgenGa naar voetnoot(*), zag ik zo klaar als den dag, en ook wel daaruit, dat zij minder los met mij sprak dan met anderen, of ook met mij voor deezen keer; ik heb mij in haare en haarer moeders gunst bevoen, en zo een weinigje van den wanhoopigen minnaar laaten uitkijken; dit mishaagde haar niet; wat meisjen is afkeerig van het denkbeeld, dat zij het geluk en leven van een fixen vent in haare hand houdt? - vaarwel! dit weinigjen ter uwer onderrichtinge. Ik ben,
t.t.
van arkell. |