Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat

[BM26] 'K verzoek de zee, 'k verzoek geen aarde en hare vruchten

Overlevering

C^1: Carnet H-72, p. 1v.

C^2: Carnet H-96, p. 4r.

M^1: Manuscript H-97,[5].

T: Dietsche warande & Belfort 28.i (februari 1928), p. 173. /34/

M^2: Manuscript H-101,54.

M^3: Manuscript H-102,[14].

P: Drukproef D H-105,64.

D: Het berg-meer, p. 64.

Datering

1926; begin januari 1928.

Ontwikkelingsgang

I

Voor in het carnet van 1926 (C¹) noteerde Van de Woestijne op een niet nader te bepalen dag in dat jaar een aantal regels (C¹:A). De slotregel van het klad is vrijwel letterlijk dezelfde als die van het gedicht. Het rijmschema, voor zover herkenbaar, sluit daarbij ook aan. Door een inktvlek zijn de eerste woorden van de regels 3 en 4 niet leesbaar.

	C^1:A
(1)			Ik zal u niet beminnen, Zee, dan om degenen

(2)			die mij verlosten van	[	ø	]
			[kleine open ruimte]

(3)		a	[xxx] van ieder, droom van allen, die den		mijnen
		a	[	]	[mijne]

(4)

[xxx]uiven als

[

ø

] van

[

ø

]

avond-pleinen:

(5)

hij deinst, hij deinst

[

ø

]

verlaat

(6)			maar zie: ik draag den droom van allen op 't gelaat^+
			[Onleesbare gedeelten in r. 3 en 4 door inktvlek]

Kort na de ingebruikneming van het nieuwe carnet voor 1928 (C²), dus waarschijnlijk in januari, werkte Van de Woestijne met anilinepotlood aan een klad van de eerste strofe:

+ [→8]

[p. 668]

	C^2:B^+
1		a	'k verzoek de zee, 'k verzoek		deze	aarde en hare vruchten
		b	[	]	geen	[	]
		b	[	]	[geen]e	[	]

2		a	als	't
		a	niet	dan als		't	donker zwerk vol donderend geruchten
		b	[ø]	[	]	he[t]	[	]

3		a	[	ø	]	'k verzoek de tijd
		c	'k verzoek geen	ongeziene [streepje]		[	]

4

niet dan als, ver en vroom, een vraag in de eeuwigheid

+ [→1-4]

II

M¹ is kopijhandschrift voor T geweest; M³ is kopijhandschrift voor (de proef P van) D geweest.

Varianten en correcties

			(C^1 en C^2 niet opgenomen)^+
2	M^1-T		dan als het donker zwerk vol		donderend geruchten.
	M^2		|	|	^* donderen^* geruchtend.
	M^3-D		|	|	donderend geruchten.

4	M^1	a	dan, verre en vroom, gelijk een		vragen	in eeuwigheid.
		a	[	]	[vrage]	[	]
	T-D		|				|

7	M^1	a	'k	b
		a	[]	Ben naauwelijks de blik die wemelt en die gaat;
	T-D		|		|

8	M^1	a	maar ziet: ik draag		de	droom van allen op 't gelaat.^+
		a	[	]	[de]n	[	]
	T-D		|				|

+ [1-4←B]

* [lees: donderend geruchten.]

* [lees: donderend geruchten.]

+ [←A, 6]

Noten

^1	Van het gedicht verschenen vertalingen in het Frans en het Italiaans.