Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat

[GZ35] Groeien uit het brassend weven

Overlevering

C: Carnet H-72, p. 27v, 28r.

M: Manuscript H-76,58.

P^1-3: Drukproeven D H-78,60.

D: God aan zee, p. 60.

Datering

Tussen 12 mei en 23 september 1926.

Ontwikkelingsgang

In het carnet van 1926 schreef Van de Woestijne het gedicht met potlood op twee tegenover elkaar liggende bladzijden (p. 27v en 28r). Rechts maakte hij eerst een schets:

	C:A
(1)		Rijpen in 't luidruchtig weven^+

+ [→1]

[p. 489]

(2)	van de zee die [streep]^+
	[witruimte]

(3)	Laat mij sterven op de vaalte^+

(4)

die [

ø

]

(5)	Gij mijn ziele [streep] haal de^+

(6)	wachter die mij^* tegen-lach

Op de linkerpagina schreef Van de Woestijne een voltooide versie van beide strofen (B^I); de tweede strofe werd hernomen (B^II). Deze stadia zijn in de gecombineerde synopsis opgenomen.

Het schrijven van het gedicht moet, uitgaande van de plaats in het carnet tussen andere, wel gedateerde aantekeningen, na 12 mei 1926 hebben plaatsgevonden; op 23 september daaropvolgend vervaardigde Van de Woestijne het nethandschrift voor A.A.M. Stols (M).

+ [→2]

+ [→5]

+ [→7]

* [lees: tegen-lacht of tegen-lach'] [→8]

Varianten en correcties

			(C:A niet opgenomen)
1	C:B^I	a	Groeien		uit^+
		a	[	]	in 't luidruchtig		weven
		b	[	]	{[	]}	[	]
		b	[	]	{uit het brassend}		[	]
	M-D		|	|	uit het brassend		|	|

2	C:B^I		van de zee, tot bloei verdicht^+
	M-D		|	|,

3	C:B^1	a	om	als eene	ster te streven
		b	en	[om als]	[een] straal [te streven]
	M-D		||	gelijk	[	|,

4	C:B^I	a	recht	,	naar de eenheid van het		licht:
		b	[r]é[cht]	[					]
	M, P^1		|					|	;
	P^2	a	|						|
		b	[			]	L[icht;]
	P^3, D		|							|

5	C:B^I	a	traag		[x]^+
		a	[	]	uit woelen van de		vl
		a	[			]	[v]aalte
	C:B^II	a	|	|	van uit de woel'ge		|	|
		b	recht		[			]
	M-D		|	|,	|			|

6	C:B^I		naar de		kalme klaart die	wacht;
	C:B^II-D		|	|	klaart die kallem	|	|

+ [←A, 1]

+ [←A, 2]

+ [←A, 3]

[p. 490]

7	C:B^I		- o	,	mijn rijpe ziele, haal de^+
	C:B^II-D		- o	◦	|	|

8	C:B^I	a	tuim^+
		a	[tui]n-man	die		mij	tegen-lacht
	C:B^II	a	hovenier	|	|	[	ø	]	lacht
		b	[		]	plukkend			[	]
		c	[		]	{[				]}
		c	[		]	{plukt, en lacht}
		d	[		]	{[plukkend lacht]}
		d	[		]	{snoeit [, en lacht]}
	M-D		Hovenier die snoeit en lacht.

+ [←A, 5]

+ [←A, 6]

Noten

^1	Van het gedicht verschenen vertalingen in het Duits (2x) en het Frans.