Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat
(1996)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |||||||||||||||||
Verantwoording1 InleidingWiekslag om de kim is een dichterlijke trilogie van Karel van de Woestijne (1878-1929), bestaande uit de bundels De modderen man, God aan zee en Het berg-meer, en het gedicht ‘Het menschelijk brood’ dat een inleiding tot de eerste bundel is. Er zijn drie beweegredenen om deze werken in een historisch-kritische editie uit te geven: het literairhistorisch belang van Karel van de Woestijne en de betekenis van het drieluik binnen zijn oeuvre; de omstandigheid dat er al geruime tijd geen betrouwbare tekst van het drieluik voorhanden is (dit geldt overigens voor vrijwel alle bundels van Van de Woestijne); en de beschikbaarheid van omvangrijk ontstaansmateriaal. Het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (amvc) te Antwerpen heeft vanaf 1948 gestaag een omvangrijke Van de Woestijne-collectie opgebouwd, die aan de basis ligt van deze editie. Nog in de zomer van 1994 konden vele tientallen manuscripten worden aangekocht.Ga naar voetnoot1 | |||||||||||||||||
1.1 Aard en doel van de editieHet ontstaansmateriaal van Wiekslag om de kim is tweeledig: er zijn bronnen die verband houden met de genese en de varianten van de afzonderlijke gedichten, en daarnaast kan uit manuscripten en tijdschriftpublikaties gereconstrueerd worden hoe Van de Woestijne de trilogie als compositie tot stand bracht. Beide onderdelen van de ontstaansgeschiedenis van Wiekslag om de kim worden in deze historisch-kritische editie zo volledig mogelijk gedocumenteerd: de totstandkoming van de gedichten in het variantenapparaat, het componeerproces in de vorm van een beschouwing die in de commentaar is ondergebracht. De elementaire eisen die aan een historisch-kritische editie worden gesteld, zijn in eerdere edities van de laatste vijftien jaar en in verscheidene publikaties uitvoerig behandeld, en mogen derhalve bekend worden verondersteld. Bovendien wordt aan dit type uitgave aandacht | |||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||
besteed in het recente handboek voor editiewetenschap van Marita Mathijsen, Naar de letter.Ga naar voetnoot2 Aan ander werk dat Van de Woestijne schreef en publiceerde tijdens de zeventien jaar waarin hij aan de trilogie werkte, wordt alleen gerefereerd wanneer daaraan gegevens omtrent de Wiekslag ontleend kunnen worden. Deze editie is een deeleditie, dus literair en journalistiek proza, epische poëzie en ook de dichtbundels Substrata (1924) en Het zatte hart (1926) blijven in principe buiten beschouwing. Het doel van deze editie van Wiekslag om de kim is materiaal beschikbaar te stellen op grond waarvan Van de Woestijnes poëzie en zijn werkwijze kunnen worden bestudeerd, zowel bij het ontstaans- en schrijfproces van de afzonderlijke gedichten als bij de ordening van die gedichten tot een betekenisdragende compositie. | |||||||||||||||||
1.2 Indeling van de editieDe editie bestaat uit twee delen. Deel 1 bevat de leestekst van Wiekslag om de kim, gevolgd door een Appendix met gedichten die niet in de definitieve versie van het drieluik zijn opgenomen, maar die wel op enig moment door Van de Woestijne als mogelijk onderdeel van het drieluik werden gezien. Het tekstdeel sluit af met een alfabetisch register van beginregels en titels, en een gedetailleerde inhoudsopgave die tevens bedoeld is als volledig overzicht van de bouw van de trilogie. Deel 2 bevat, na de Verantwoording, eerst de commentaar. Deze bestaat uit de Ontstaansgeschiedenis van Wiekslag om de kim als dichterlijke compositie, en de Drukgeschiedenis van de afzonderlijke bundels waaruit de trilogie bestaat. Dan volgt het Apparaat: de Bronnenlijst, een Lijst van voorpublikaties en het Variantenapparaat van de afzonderlijke gedichten. Het tweede deel bevat verder een Bibliografie van primaire literatuur, van secundaire literatuur en van vertalingen; tot slot is in dit deel een register van gedichten opgenomen. | |||||||||||||||||
1.3 Eerdere uitgavenTijdens het leven van Van de Woestijne verschenen de delen van het drieluik als zelfstandige dichtbundels: De modderen man in 1920 bij Uitgeversmaatschappij Het Roode Zeil; God aan zee in 1926 bij A.A.M. Stols, en Het berg-meer in 1928 bij dezelfde uitgever. Stols liet in 1926 in zijn particuliere reeks To the Happy Few bovendien Het menschelijk | |||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||
brood, de inleiding tot De modderen man, verschijnen.Ga naar voetnoot3 Uit correspondentie van Van de Woestijne blijkt dat hij voornemens was het drieluik eens als éen boek te doen verschijnen.Ga naar voetnoot4 Door zijn voortijdig overlijden minder dan een jaar na de verschijning van de slotbundel, heeft hij die volledige herdruk niet kunnen verwezenlijken. Een jaar na Van de Woestijnes dood herdrukte Stols De modderen man, voorafgegaan door ‘Het menschelijk brood’. Het inleidende gedicht kreeg daarmee de plaats die Van de Woestijne ervoor bestemd had. Hoewel de dichter in een brief aan Stols al op een dergelijke herdruk had gezinspeeld, kan de uitgave niet als geautoriseerd worden beschouwd aangezien Van de Woestijne geen definitieve toezegging deed en niet betrokken was bij de totstandkoming ervan. In 1942 besloot Uitgeversmaatschappij A. Manteau te Brussel tot een integrale uitgave van Wiekslag om de kim. Hiermee kwamen voor het eerst alle afzonderlijke delen in de door Van de Woestijne bedoelde samenhang beschikbaar. De uitgave beleefde in betrekkelijk korte tijd twee herdrukken. Stols bracht een jaar later eveneens de gehele trilogie in éen band op de markt.Ga naar voetnoot5 Andere herdrukken van Wiekslag om de kim of afgeronde delen daaruit zijn daarna niet meer verschenen. | |||||||||||||||||
1.4 De titel van het drieluikToen in 1942 de uitgave bij Manteau verscheen, werd de titel Wiekslag om de kim voor het eerst boven het drieluik geplaatst. Het gebruik van de titel, dertien jaar na de dood van de dichter, werd verantwoord door middel van een aantekening die Van de Woestijne maakte in een bewaard gebleven carnet: ‘Algemeene titel der trilogie: Wiekslag om de Kim’. Deze aantekening is in de uitgave bij wijze van verantwoording geciteerd.Ga naar voetnoot6 Doordat de Manteau-uitgave een grote verspreiding vond en Stols daar korte tijd later een herdruk voor Nederland op liet volgen, vond de titel Wiekslag om de kim algemeen ingang, hoewel hij door Van de Woestijne zelf nimmer publiek is gemaakt. De titelkeuze voor de Manteau-uitgave in 1942 werd gedaan door | |||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||
Maurice Roelants.Ga naar voetnoot7 Hij was getrouwd met een zuster van Van de Woestijnes vrouw en bekommerde zich namens de nabestaanden destijds om de literaire nalatenschap van Van de Woestijne. Tijdens de lange ontstaansperiode van zijn drieluik overwoog de dichter verschillende titels voor de afzonderlijke bundels en voor de totale compositie. Gedurende vele jaren was Het licht der kimmen de hoofdtitel waaronder Van de Woestijne zijn bundels samengebracht wenste te zien. Hij heeft die titel openbaar gemaakt, bijvoorbeeld in 1912 in het voorwoord in Interludiën, waar hij Het licht der kimmen ‘een bundel in bewerking’ noemt. Maar in de colofons van God aan zee en Het berg-meer, dus juist als de realisering van het drieluik een feit is, spreekt hij slechts van een ‘drie-luik’ zonder een titel te noemen. Het laatste spoor van de titel Het licht der kimmen is een aantekening in januari 1926. Precies een jaar later schreef hij, als laatst overgeleverde voornemen: ‘Algemeene titel der trilogie: Wiekslag om de kim’. Zonder te willen zeggen dat Van de Woestijne dús Het licht der kimmen als titel had verworpen - laat staan dat hij voor Wiekslag om de kim gekozen had: ook die titel noemde hij niet in de colofons - zou hieruit kunnen worden afgeleid dat Van de Woestijne twijfelde over Het licht der kimmen. Van de Woestijne heeft geen beslissing over de hoofdtitel genomen. Voor deze historisch-kritische editie volg ik Roelants in zijn titelkeuze omdat er, gezien het voorgaande, enkele aanwijzingen zijn die de positie van de titel Het licht der kimmen enigszins verzwakken ten opzichte van Wiekslag om de kim. Deze editie beoogt de trilogie te presenteren in de definitieve vorm; men kan verdedigen dat de laatste titel die Van de Woestijne in gedachten had daar het dichtst bij aansluit. Daarnaast heeft het drieluik onder die laatste titel inmiddels een vaste plaats in de literatuurgeschiedenis verworven. | |||||||||||||||||
1.5 Het Verzameld werk van Karel van de WoestijneIn de jaren 1947-1950 verschenen de acht delen Verzameld werk van Karel van de Woestijne.Ga naar voetnoot8 Deel 1 bevat de lyrische poëzie; achterin deel 2 zijn de bijbehorende aantekeningen opgenomen. P. Minderaa was verantwoordelijk voor de tekstbezorging. De uitgave is nog steeds de belangrijkste bron voor het werk van Van de Woestijne. Bovendien bevatten de aantekeningen in het tweede deel van het Verzameld werk gegevens over de vindplaatsen van de gedichten, bibliografische gegevens over de bundels, achtergronden van hun totstandkoming en woordverklaringen. Minderaa heeft inzage gehad in de manuscripten | |||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||
en notitieboekjes die toen nog in bezit waren van de nabestaanden van Van de Woestijne. Bij wijze van verantwoording plaatste Minderaa aan het begin van de ‘Aantekeningen bij de lyrische poëzie’ een ‘Algemene aantekening’, die als volgt opent: In de volgende bladzijden wordt van de verzenbundels en de afzonderlijke gedichten in de eerste plaats medegedeeld, voorzover dit mogelijk is, wanneer ze zijn geschreven en wanneer en waar ze werden gepubliceerd. Alle bekende handschriften worden vermeld. Afwijkende lezingen in handschrift of tijdschriftpublicatie worden genoteerd, voorzover ze tot het verstaan of als poëtische variant belangrijk zijn te achten; dat kan een geheel gewijzigde versregel betreffen, maar ook een enkel leesteken. De keuze daarvan is uiteraard subiectief, maar conscientieus overwogen. Een philologisch-volledige vermelding der varianten, die bijv. ook de verschillen in accentstreepjes, welke veelvoudig wisselen, moest omvatten, zou de aantekeningen voor het overgrote deel der lezers en poëzie-minnaars ongenietbaar maken. Ze zou bovendien onmatig grote plaatsruimte vereisen. Wie zulk materiaal verlangt, vindt trouwens alle nodige vindplaatsen hier genoteerd. Het Verzameld werk was bedoeld als een uitgave voor een breed publiek, met als meerwaarde een aanzienlijke hoeveelheid belangwekkende bibliografische en tekstkritische gegevens. De status van de uitgave is nadrukkelijk niet wetenschappelijk. Wel moet geconstateerd worden dat de uitgave, ook met inachtneming van de door Minderaa geformuleerde voorbehouden, onzorgvuldigheden bevat.Ga naar voetnoot10 Het spreekt niettemin vanzelf dat bij het voorbereiden van de Wiekslag-editie. Minderaas aantekeningen veelvuldig zijn geraadpleegd. Met name zijn opgave van voorpublikaties in tijdschriften is bijzonder dienstbaar geweest voor het onderzoek. Omdat de verschillen met Minderaas gegevens in deze editie van Wiekslag om de kim zeer talrijk zijn, is ervan afgezien de verschillen telkens te vermelden, tenzij daar een bijzondere aanleiding toe is. | |||||||||||||||||
1.6 De documentaire bronnenHet amvc bewaart honderden documenten van Van de Woestijne. Voor deze editie werd daaruit geselecteerd wat verband houdt met | |||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||
Wiekslag om de kim. Uit de periode 1911-1929 zijn drie soorten documentaire bronnen overgeleverd:Ga naar voetnoot11
De notitieboekjes en agenda's worden algemeen ‘carnets’ genoemd. Van de Woestijne was gewoon ze te allen tijde bij zich te dragen, en ze bevatten allerhande notities.Ga naar voetnoot12 Naast huiselijke zaken (boodschappenlijstjes, verjaardagen) komen zakelijke gegevens als adressen, ontvangen honoraria en afspraken voor. Doordat Van de Woestijne Brussels correspondent was voor de N.R.C., gebruikte hij zijn carnet tevens voor uiteenlopende journalistieke observaties en notities. En ook zijn literaire activiteiten kregen in de carnets voor een deel hun beslag: voor zowel proza als poëzie schreef Van de Woestijne er plannen, invallen en aanzetten in. Ze bevatten van veel gedichten uit Wiekslag om de kim de gedeeltelijke of volledige genese en zijn daarmee een belangrijke bron voor het tekstonderzoek voor deze editie geweest.Ga naar voetnoot13 Van de meeste handschriften kan de functie achterhaald worden (kladversies, kopij), wat soms aanknopingspunten biedt voor de datering. Het aantal dat als kopij heeft gefunctioneerd is relatief groot. Losse manuscripten met kladversies komen minder voor; ze vormen veelal een aanvulling op de ontstaansgeschiedenis uit de carnets. Slechts een klein aantal manuscripten kon niet (of niet met zekerheid) als schakel in de tekstgeschiedenis geplaatst worden. De datering van dergelijke manuscripten is daardoor vaak onzeker en meestal gebaseerd op een vergelijking van de varianten ten opzichte van andere bronnen van het betreffende gedicht. De overgeleverde drukproeven van de bundels verschillen onderling in volledigheid en status. Sommige proeven zijn bijvoorbeeld incompleet, andere zijn niet of gedeeltelijk gecorrigeerd of bestaan uit gedeelten die niet hetzelfde proefstadium vertegenwoordigen. Van bij- | |||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||
voorbeeld God aan zee daarentegen werden de complete drukproef en twee opeenvolgende revisies in een leren band ingebonden; ze bevatten correcties van de dichter en typografische aanwijzingen van A.A.M. Stols. Alle bij het onderzoek gebruikte documentaire bronnen - ook die uit particulier bezit - zijn opgenomen in de chronologisch geordende Bronnenlijst, waar ze beschreven worden en waar eventueel de samenhang met andere manuscripten of publikaties wordt toegelicht. | |||||||||||||||||
1.7 Andere bronnen: voorpublikatiesVan de Woestijne zat voortdurend krap bij kas, en vaak verzocht hij tijdschriftredacties het honorarium voor zijn bijdragen te mogen ontvangen bij het indienen van de kopij in plaats van bij verschijning van de betreffende aflevering van het tijdschrift. In de - overigens niet overvloedig bewaarde - correspondentie van Van de Woestijne zijn dergelijke verzoeken veelvuldig te lezen. Dat verreweg het merendeel van de gedichten in Noord-Nederlandse periodieken verscheen, vond ongetwijfeld mede een oorzaak in de betere honorering, in het bijzonder van Elsevier's geïllustreerd maandschrift en De gids, waar Van de Woestijne door zijn persoonlijk contact met respectievelijk Herman Robbers en Johan de Meester een goede ingang had.Ga naar voetnoot14 In de jaren rond 1910 was ook Groot Nederland een belangrijke afzetmogelijkheid voor zijn werk. Van de Vlaamse tijdschriften was Dietsche warande & Belfort het belangrijkste. Van de Woestijne had al sinds 1905 banden met het blad en vanaf 1908, na het opheffen van het tijdschrift Vlaanderen waarvan hij redacteur was geweest, werkte hij er met zekere regelmaat aan mee, hoewel hij bezwaren had tegen de katholieke signatuur ervan. Mej. M.E. Belpaire (door vrienden ook M.O. ofwel Moeder Overste genoemd) was er zijn belangrijkste contactpersoon.Ga naar voetnoot15 Een tweede, inhoudelijk belangrijker reden om zijn verzen in tijdschriften te publiceren was dat Van de Woestijne op die manier kon experimenteren met de samenstelling van verschillende groepen van gedichten en met titels voor die groepen. De tijdschriftpublikaties zijn daarom niet alleen van belang voor varianten in de gedichten, maar geven ook een beeld van de wijze waarop Van de Woestijne geleidelijk zijn trilogie componeerde. Alle voorpublikaties van gedichten die tot de ontstaansgeschiedenis van Wiekslag om de kim behoren, zijn in chronologische volgorde opgenomen in de Lijst van voorpublikaties. Vaak zijn er duidelijke aanwij- | |||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||
zingen dat Van de Woestijne de voorpublikaties gewenst én de vorm ervan beïnvloed heeft. Die aanwijzingen bestaan hetzij uit bewaarde kopijhandschriften, hetzij uit aantekeningen betreffende de ontvangst van kopij door de redactie (met name in de inloopboeken van De gids), hetzij uit overgeleverde correspondentie met de redactie of redactieleden. In de Lijst van voorpublikaties zijn deze gegevens telkens in een toelichting bij de publikaties vermeld. Er zijn acht voorpublikaties waarover geen nadere gegevens bekend zijn:
De gedichten in deze tijdschriftafleveringen zijn wel als geautoriseerd beschouwd - en in elk geval als zodanig behandeld in deze editie, hoewel een onweerlegbaar bewijs voor die autorisatie ontbreekt. Er zijn echter geen redenen om aan te nemen dat de publikaties niet geautoriseerd zijn, terwijl er voldoende reden is om aan te nemen dat ze wel geautoriseerd zijn. De bijdragen verschenen alle onder de naam van Van de Woestijne, en er zijn geen gevallen bekend waarin hij bezwaar maakte tegen een publikatie, hetzij van tevoren, hetzij achteraf. Bovendien had hij met redacteurs van deze tijdschriften over het algemeen goede contacten, zodat het onwaarschijnlijk is dat zij een publikatie zonder zijn toestemming zouden riskeren. Een bijzonder geval doet zich voor met de verzen die in maart en april 1920 in het tijdschrift Het roode zeil verschenen. Bij de pas opgerichte gelijknamige uitgeverij werd de uitgave van De modderen man voorbereid. Grove, direct in het oog springende fouten in de kopij voor de bundel komen letterlijk terug in de tijdschriftpublikatie, zodat het onwaarschijnlijk is dat Van de Woestijne er proeven van heeft gezien. Het is echter niet aannemelijk dat de publikatie zonder zijn toestemming is geschied, ook al omdat de gedichten in twee opeenvolgende afleveringen verschenen. Hij moet als mede-oprichter van de uitgeverij nauw bij de gang van zaken betrokken zijn geweest.Ga naar voetnoot16 Vermoedelijk heeft hij toestemming gegeven voor publikatie in het tijdschrift, op basis van de bundelkopij, zonder de correctie zelf uit te voeren. | |||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||
1.8 Van de Woestijnes werkwijzeHoewel het ontstaansmateriaal dat voor deze editie onderzocht is zich tot Wiekslag om de kim beperkt, is Van de Woestijnes werkwijze aan de manuscripten goed af te lezen.Ga naar voetnoot17 Hij noteerde in eerste instantie meestal een of twee versregels, gevolgd door een beperkte, schetsmatige voortzetting: het begin van een volgende regel, of enkele rijmwoorden voor een strofe, soms ook voor een volgende. In de meeste gevallen blijkt die eerste aanzet ook in de eindversie de aanhef van het gedicht te zijn gebleven. Het gedicht ontwikkelt zich ‘lineair’, vanuit een beginpunt dat direct richting geeft aan wat nog komen moet; de beginregel dicteert het vervolg. Veruit het merendeel heeft datzelfde stramien: een duidelijk begin als afzetpunt, en enkele notities voor de voortzetting. Als zo een eerste begin zijn neerslag op papier gekregen had, stopte Van de Woestijne en ging hij terug, om open plaatsen nader in te vullen of wijzigingen aan te brengen; direct voegde hij ook weer nieuwe notities toe die de voortgang vormden: een nieuwe regel bijvoorbeeld, of enkele nieuwe rijmwoorden. Dan gebeurde weer hetzelfde: die nieuwe fragmenten kregen ook hun aanvullingen en wijzigingen, et cetera. Dat Van de Woestijne nauwelijks op het niveau van de klank, het woord of woorddeel varianten uitprobeerde, hangt met het voorgaande samen. Kennelijk dacht hij in teksteenheden met een structuur: versregels, strofen of meerdere strofen. Zelden treft men bij hem een rijtje rijmklanken aan of een los woord dat louter om zijn klankwaarde of evocerende kracht ‘bewaard’ wordt om later nog gebruikt te worden. Ingrijpende wijzigingen van de structuur van een vergevorderde strofe of gedicht zijn evenmin gebruikelijk. En voor zover zulke wijzigingen plaatsvonden, kregen ze hun beslag in een herschreven versie; Van de Woestijne zou bij voorkeur niet in een bestaand gedeelte met lijnen, haken en doorhalingen de veranderingen van zijn idee ten uitvoer brengen. Sommige gedichten werden in de carnets geheel voltooid, andere bleven steken in aanzetten, weer andere kregen een vervolg in losse manuscripten. Ook het omgekeerde komt voor: aantekeningen die op manuscripten worden aangetroffen werden later in een carnet verwerkt.Ga naar voetnoot18 Van de Woestijne gebruikte verschillende schrijfmaterialen: potlood, inkt en anilinepotlood. Omdat hij in de carnets vaak de datum boven een gedicht of fragment noteerde, is in veel gevallen het dateren van | |||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||
een gedicht mogelijk. Maar het kwam ook voor dat Van de Woestijne na een beschreven pagina een nieuw fragment vele pagina's verder noteerde en de tussenliggende blaadjes blanco liet. Later gebruikte hij dan alsnog de open gebleven ruimte. Als hij dan geen datum noteerde, worden dateringen onzeker. Bij langere gedichten beschreef hij meestal de opeenvolgende rechterbladzijden, tot hij stuitte op een rechterblad waar hij al eerder iets geschreven had; dan werkte hij op de leeggebleven linkerblaadjes terug. De totstandkoming van dergelijke gedichten is dan alleen nog (voor een deel) te reconstrueren als de schrijfstof regelmatig wisselt. | |||||||||||||||||
1.9 Afkortingen en verwijzingenIn de editie wordt kortheidshalve een aantal verwijzingen gebruikt. 1. Naar gedichten in het tekstdeel kan in deel 2 verwezen worden door het nummer dat de gedichten hebben gekregen; zie hiervoor verder de verantwoording van de leestekst, § 2.3. 2. Naar de Lijst van voorpublikaties, waar de chronologisch gerangschikte tijdschriftbijdragen een nummer hebben gekregen, wordt verwezen met het corresponderende cijfer tussen twee schuine streepjes (‘slashes’ of Duitse komma's). Bijvoorbeeld: /19/ verwijst naar de beschrijving van de voorpublikatie in Elsevier's geïllustreerd maandschrift van april 1921. 3. Verwijzing naar de Bronnenlijst geschiedt door vermelding van het H-nummer dat de documenten daar gekregen hebben. Bijvoorbeeld: H-69 verwijst naar de beschrijving van het manuscript met een netversie van het gedicht ‘Een vrucht, die valt’. Wanneer naar een gedicht verwezen wordt door het citeren van de beginregel (slechts een klein aantal gedichten heeft een titel), worden enkele aanhalingstekens gebruikt. Eventuele leestekens aan begin of einde van de regel worden daarbij weggelaten, met uitzondering van een vraagteken of uitroepteken. In aangehaalde titels van zelfstandige werken worden kapitalen gebruikt zoals in de moderne titelbeschrijving gebruikelijk is. In manuscripten en publikaties wisselt het gebruik van kapitalen nogal eens (De Modderen Man, De modderen Man et cetera); alleen in bijvoorbeeld letterlijke briefcitaten wordt dergelijk hoofdlettergebruik overgenomen. Men zij erop bedacht dat naar het inleidende gedicht bij De modderen man op twee manieren verwezen kan worden: met Het menschelijk brood (dus cursief) wanneer het de zelfstandige uitgave van het gedicht betreft, en met ‘Het menschelijk brood’ (tussen aanhalingstekens) wanneer het gaat om de tekst van het gedicht. Naar publikaties uit de Bibliografie van literatuur over Wiekslag om de kim en van secundaire literatuur wordt met een verkorte titel verwezen; de afkorting VW verwijst naar het Verzameld werk (1947-1950). | |||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||
1.10 Enkele gebruikte termenEen van de specifieke aspecten van Wiekslag om de kim is de geleding die Van de Woestijne eraan gaf. Om terminologische verwarring bij het benoemen van onderdelen te voorkomen, geef ik hier aan in welke betekenis enkele belangrijke termen gebruikt worden. - Het drieluik bestaat uit drie delen: De modderen man, God aan zee en Het berg-meer. Het zijn drie betrekkelijk zelfstandige, compositorische hoofdeenheden. Ook in de eerste opzet van Het licht der kimmen zijn delen te onderscheiden: Het leven van den dichter, Het boek Franciscus, De heilige mis, De acht zaligheden. ‘Het menschelijk brood’ maakt onderdeel uit van het definitieve drieluik maar het is geen deel in de gegeven betekenis, geen ‘luik’: het is inleidend gedicht bij het eerste deel, De modderen man. - Alle delen van Wiekslag om de kim bestaan uit afdelingen: kleinere, door nummering en/of titels afgebakende clusters van gedichten. De modderen man bestaat uit drie afdelingen die romeins genummerd zijn; God aan zee bestaat uit vijf afdelingen die behalve een romeins nummer ook een titel hebben: ‘De heete asch’, ‘De schurftige danser’ et cetera. Ook niet-gerealiseerde delen kunnen uiteraard in afdelingen verdeeld zijn. - Sommige afdelingen hebben onderafdelingen: een verdeling van de afdeling in kleinere clusters van gedichten, telkens genummerd met arabische cijfers. Dit komt voor in afdeling ii van God aan zee en in de afdelingen i en iii van Het berg-meer. De termen deel, afdeling en onderafdeling worden dus gehanteerd als benaming voor de door Van de Woestijne onderscheiden eenheden van de compositie. Enkele andere termen die regelmatig voorkomen, zijn: - Reeks. Een reeks bestaat uit een aantal gedichten die een onderlinge samenhang vertonen, of waarvan die samenhang duidelijk gesuggereerd wordt, bijvoorbeeld door een overkoepelende titel. Afdelingen bestaan dus uit reeksen van gedichten, en een tijdschriftbijdrage van vijf verzen onder de gezamenlijke titel ‘Tenebrae’ kan ook als reeks beschouwd worden. Wanneer de tijdschriftbijdrage echter de neutrale titel ‘Verzen’ draagt, is de benaming ‘reeks’ minder voor de hand liggend. - Groep is een betrekkelijk willekeurige verzameling gedichten. De samenbindende factor kan variëren: de gedichten kunnen gezamenlijk in een tijdschrift zijn verschenen, in een lijstje zijn opgesomd, uit een groter geheel geselecteerd zijn, dezelfde overkoepelende titel dragen, et cetera. |
|