Verzameld dichtwerk. Deel 2. Epische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] [pagina 7] [p. 7] Deel 2 Epische poëzie [pagina 9] [p. 9] Kronos (Dramatische fragmenten) Annotatie [pagina 11] [p. 11] De proloog huperioon Ik, die de dagen op mijne armen draag als versche vruchten, als nieuwe kindren die 'k verheugd den heemlen toon in 't steeds-herhaalde wonder van hun leden, schoon van ál de stralen welke ik schudde in 't blauw der luchten uit mijne manen: zonne-kleed en zonne-kroon, en welig open-breidde uit mijne mildige oogen; o blijde kindren die, 'lijk de eêl-gezeten goôn, in de eeuw'ge zonne-melk het zwellend leven zogen, en zoete-lachend zijn met wijde blikken, hel van 't koester-goede en kleuren-lichte zonne-spel, en de verwondring houdt hun mondje lief bewogen: - zóo droeg ik vele dagen, eer déze avond werd... En nu deze avond over de aarde is, en gebogen de torve nek van hem die de eerste daden dorst; (de dagen hadden blijde bloesems, als de Vorst, in de berusting van zijn stralend ál-vermogen, de purpren mantel spreidde van zijn heerschappij;) nu de oud-gebaarde Kronos, moede in zijnen lijve, geen enkle hoop in de arme hersens voelde blijven, en zijn verbalden kop ten schoot te slapen leî onder den zwaren last der duisterende zwerken en bij den droeven zang der winden door zijn haar, - nu draagt Huperioon geen nieuwe dagen, zwaar van levens-aedmen, door het treurig-woelend Jaar: begraven is de Zon onder loom-wegende avond-zerken... Ik, die de dagen op mijne armen droeg, nu draag ik groote treurnis in mijn leêg-geworden leden. - Geen nieuwe dageraad groeit naar een blijder Heden; geen enkle ster waaruit een nieuwe zonne daag'... o Vorst, gij die de wereld schiept uit ongekende krachten, plooi nieuwe tijden onder uwe stoere hand; hoor hoe 't gebed in alle huize' u tegen-brandt en nieuwe zangen lang op nieuwe dagen wachten. [pagina 12] [p. 12] Scheur d'harde kuive van uw eendlijk mijmren; rijs in 't wákend aangezicht van nieuw-geboren jaren, en laat een nieuwen straal uit uwe blikken klaren en over de eindloosheid der mensche-steden waren, gelijk een zegening naar zegen-rijken peis. Open de wijde haven uwer zaaiërs-handen; plant nieuwe vreugde-boome' in de aarde; een nieuw gebaar rieme eenen nieuwen gordel Lente om 't stijgend jaar; laat uwen adem door de nieuwe voren branden;... en ik, Huperioon, zal wandlen door de landen, dragend de dagen van uw liefde, wijdsch en klaar. Vorige Volgende