Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 753] [p. 753] Ad rem ipsam ibimus I Het was te sterk, mijn God, het was te sterk... o, 't Hoog steil werk van mijne nijvre dagen: voor mij alléen te bouwen eene kerk die gansch mijn Ik voor mij alléen zou dragen; en méer: te stijgen op breed-staatge vlerk naar 't zonhel Licht dat mijn' blijde oogen zagen in hooge opglorieïng van staeg, traag dagen tot hooge opglorieïng van mijn goed werk - - het was te sterk voor mij, het was te sterk... Ik ben gevallen, plomp, der hooge tinne van 't grootsche denkbeeld dat ik denken dorst. En 'k dool, en draag, zwaar wegend als een' zerk, mijn hoop van Glorie: doode koninginne, met, tot aan 't hecht, een' dolk in hare borst. [pagina 754] [p. 754] II ... En hoe de wanhoop aan mijn harte bijt om mijn groot werk dat neergevallen ligt; en hoe ge, ziel, gekrenkt, zwaar-treurig zijt: toch blijft mijn oog op mijn goed Heil gericht. En 'k zeg het vast: ondanks den pratten Plicht, ondanks het lange van den lijdenstijd, ondanks het bange van den strijdenstrijd, toch zal ik óp naar 't zonhel, zeegnend Licht. Daarom: herleef, o droom van Lichtgegloor, en gij, mijn ziel, herwordt mijn groote ziel, herwordt in uwen krachtenvasten trouw; - en mijne steile kerk die nederviel zal ik herbouwen tot een hoog gebouw, óp naar 't hoog Licht, stoutwég de wolken dóor. [pagina 755] [p. 755] III Zoo nú de tijd der streving is, toch moet de wijdre tijd der zaalge Gratie doomen; - en ik zal metslen met mijn krachtsterk bloed de hooge kerk van mijne tukke droomen. En ziet: ik werk, in 't volle van mijn moed, aan 't statig doel waaruit traag-áan zal komen het wijdsch gebouw, omhangen door den gloed van 't Licht: breed kleed met koningspurpre zoomen. ... En daar nu 't hoog steil werk gekomen is uit mijnen taaien wil van herbeginnen, en dóor dat herbeginnen, grootsch en groot: nu mag wel zijn een' laaie lichternis mijn Glorie; hoog - herrezen koninginne, niet meer van bloed, maar van papaver rood. door Dirk van Weynen 1897 Vorige Volgende