Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 752] [p. 752] Wêergeboorte Nu - wilt ge goed zijn? - hou uw tranen in en laat me alleen, - o lange, lange - weenen, om 't heengegane van mijn wanen in mijn blauw en gouden droomen, mede henen. En - wilt ge goed zijn? - spreek geen woord, o spreek vooral geen woorden van de uwe eens gezeide, toen 'k, in een warmen sehnsuchtdroom, mijn bleek hoofd onder uwe wakke lippen vleide. En - zoo ge goed voor mij wilt zijn, heel goed, - leg dan uw teêre handen op mijne oogen, opdat me 't leven nog eens weze een zoet graciel verschijnen van kokette logen... En 'k zal u danken om uw dienstbaarheid, o gij die wáart het wezen van mijn wezen, en nu de ziele van mijn wezen zijt, en steeds het eedle van mijn Ik zult wezen. En 'k zal u zeggen, zacht: ‘Mijn kind, mijn kind!’ En gij zult - zult ge? - me op uw knieën wiegen. En 'k zal - o 'k zal! - bij 't suizlen van den wind weer waaz'ge droomen voor mijn oog zien vliegen. En 'k zal gelukkig, o gelukkig, zijn zoo gij me - wilt ge? - dat geluk wilt geven: o gij, mijn groote troost - en mêelij mijn, o gij, de weergeboorte van mijn leven. door Walter Keersmans 1897 Vorige Volgende