Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 749] [p. 749] [o Werkt mijn weel'ge zee 't wijd breiden van het licht] o Werkt mijn weel'ge zee 't wijd breiden van het licht dat óp-ruischt - kalm visioen van malve - in 't weelde-dagen... Zie, dat de weel'ge zee, in 't wind-stil wiegewagen, ons ál de zilvren hoop, die ómgepareld ligt op 't eindloos-roze vlak, ter open ziel komt dragen. Nu rijst, in de alme rust van 't geen heil stralen moet, de groote gouden zon uit de óm-geronde vore van de' onbeperkten horizont, in purper gloren; - - nu stuwt de weel'ge zee naar 't wijd-hopend gemoed het glad deinende zijn van 't nader-stralend goed... o Zee en zon van goed en goud bij 't klimmend dagen: ik heb het wegend kleed van 't smeekend wee gedragen. - - Komt nu (het kome zoet als goud-vloeienden wijn) het tril-wiekende lied van lang gelukkig zijn tot heel den middag der gul-volle lente-dagen? door Karel van de Woestijne 1896 Vorige Volgende