Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 735] [p. 735] Kameeën I. Sappho Weze schoon het beeld, - in het eêlgesteente door de stoute hand van den goeden kunstnaar diep gesneden, - weze het schoon, het beeld der godlike Sappho. Weze hoog gewelfd het omkransde voorhoofd; weze zacht gebogen de kleine neus, en, eenen glimlach teeknend, geplooid de mond der godlike Sappho. Weze hoog het lied der gekroonde dichters, stijge 't hoog in 't blauw der Helleensche luchten; heerlik zij de humnos tot lof der schoone, godlike Sappho. Zangers, oden zingend der Moezendochter, klinke uw zang nu machtig, tot lof der schoone: ‘Zie, we leggen lauwren aan uwe voeten, godlike Sappho!’ [pagina 736] [p. 736] II. Dionusos Nu laat de hand van den goeden kunstnaar mij 't hooge en heerlik beeld van den vreugde-god Dionusos in grillige lijnen en vreemde bochten op d'eêlsteen gegrift, bewonderen. En 'k zie de krullende druivenranken zich vlechten, en 'k zie de berstende druiventrossen zich schikken om 't lange en lokkige haar van god Dionusos, zijn hoofd omkransende. En 'k zie zijn schoudren, gehuld in 't vel van den luipaard, met branken dalend klimop en klimmenden wingerd bedekt, en 'k zie in de hand de' omwimpelden thursos, de druiven dragende. En 'k love 't werk van den goeden kunstnaar, en 'k zegge: ‘O goede kunstnaar, uw werk is schoon. Dionusos zij goed voor u en, tot zeegning, toone zijn goedheid, u rijkdom gevende!’ door Erik Monck 1895 Vorige Volgende