Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 695] [p. 695] [Ik doe mijn maal van zuivel, brood en noten] Ik doe mijn maal van zuivel, brood en noten. Helaas, van deze strenge schamelheid zijt gij niet meer de blijde disch-genoote, gij die niet meer mijn rust'ge zuster zijt. Wij hebben saêm de vrome vreê bezeten, betrouwend, ik, op al 't ervaren leed; gij, mijne woeste driften ongeweten in de effen plooien van uw wollen kleed. Maar toen, bij zon en wind, de tijd genaakte dat, traag gerijpt tot een doorrilde vrouw, ge in 't eigen oog tot schrik en hoop ontwaakte', ontwaakte in mij de hitte van den rouw. - Ik doe mijn maal van zuivel, brood en noten, en in mijn lip bijt de assche der begeert, - o verre, o vreemde, o pijnlijke genoote die deze disch ontbeert. Vorige Volgende