Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 696] [p. 696] [Gij die ik deelzaam in mijne eeuwigheid] Gij die ik deelzaam in mijne eeuwigheid, o gij die 'k deelzaam maak in mijn verderven: ik zal wel buiten ruste moeten sterven, waar gij de zweepe van mijn leven zijt. Ik ben het peil-lood, aan me-zelf gebonden; gij maakt me pijl die ge in de sterren schiet; wat ik u, bitter van mijne onmacht, bied, hebt gij allang in eigen vreugd gevonden, o schoone en krachtige! Ik, alle ijlt gewijd, gedoemd me-zelf de oneindigheid te schenken: ik ben de slaaf van uw verbeide wenken, gij die me beidt, mijn kind, gij die me beidt. Vorige Volgende