Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 669] [p. 669] [Want neen: geen spijt'ge doem om wat het heiligst is] Want neen: geen spijt'ge doem om wat het heiligst is: de woel'ge vlam der daad; de kilte van 't begeeren. Slechts op gekènde spijs kan deugdelijk men teren; men smaakt geen schoonheid dan in de eigen droefenis. Hoor hoe van elk geluid wel tien geluide' ontwaken; weet hoe ge van één woord een weelde wekken kunt. Vergeet uwe armoe; neen: denk dat ze u werd gegund, uwe armoede, als een kruik waarin ge uw dorst moogt smaken. Want hoe gij wenschen moogt u-zelf te ontsnappen, om in ondoorgrondb'ren waan een wereld te bevatten: gij kent de werklijkheid onopgediepter schatten aan 't schaemle schoon allèen van 't innigst heiligdom. - Wil dan berusten in uw kleinheid; wil gedenken dat gij geen weten dan uw kleinheid zijt bestemd; en dàn misschien, wanneer ge uw needrigheid omklemt met de échtste liefde, Dood en God u zullen wenken. Vorige Volgende