Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 647] [p. 647] V 'k En wist; maar 'k voelde aan mijn plots-zwijgend hart, dat ik was aangekomen waar ik moest, naar de onbepaalde wenschen van mijn hart, en meer nog naar des noodlots heil'gen eisch. Voorzichtig trad mijn vrees de lage rots, trad mijn omzicht'ge stap de rotse rond, te vinden ingang. En slechts tasten, lang en wreed, langs wanden die, als botte messen wreed, scheurden mijn vingren en de vleez'ge hesp des duims, - en slechts na lang en wreed getast de ruige steilt der rotse langs en rond, peilden mijn handen ijlte, en stond ik in het hol, verbaasd dat ik als onbewust mijn uitgestrekte handen was gevolgd en ingekome'... En waar 'k hier stond ineens ging weêr mijn hart aan 't bonzen. Angst bekroop mijn hersnen, en er krijschte een stem in mij: ‘Vlucht! Vlucht!’ Maar tevens was in mij 't bevel dat ik zou blijve' en schrijden naar het doel dat mij verholen bleef, en lokte, lokte... Vorige Volgende