Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 633] [p. 633] Liederen (1911-1912) Annotatie [pagina 635] [p. 635] Aan een Kind I Gij wast aan mij gelijk de winde die wentelt om een koren-aar; dra zal ik aan mijn wang bevinden de zoete streeling van uw haar. Dra zult gij 't glanzend voorhoofd beuren tot waar mijn slapen komm'rend staan: zoo ziet men, wild, een winde geuren naast 't wegend rijpen van het graan. o, 'k Ben geen sterke; moe-gedragen, verzwaart vaak de angst mijn levens-last; maar 't is mij waar 'k uw wasdom schrage, of blijde een échte steun me omwast. Zoo reikt uw liefde, o mijn beminde, verrijkt me uw liefde in vreeze en vaar, - gelijk een geur'ge wentel-winde die sterkt en loont heur koren-aar. Vorige Volgende