Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 570] [p. 570] [Het is of alles nog gebeuren] Het is of alles nog gebeuren, of alles nog beginnen moet. Ik zie mijn oogen sterren beuren. De nacht verjongt mijn bloed. - Ik heb de taeflen der geschenken gekeerd, en van het laatste maal wat dankend leven kon gedenken. Toen zou de nieuwe nacht me wenken, verganende avond-straal. Ik zag mijn witte leden strekken ter koetse der ontwoelde kilt. De ontvangnis kwam mijn huivren dekken: ik had het niet gewild. - Ik had mijn laatste waan doorschoten: een vogelken van glazen goud aan schervelen uiteen-gespoten; en 't heeft mij naauwelijks verdroten, al werd ik ijl en oud. Doch, toen de nacht mij zou vermanen en de eisch van 't harde en strakke bed, toen heeft hij plotse bibber-tranen in zonnen omgezet. Ik lig op 't ijs der schouder-platen en scheuten der doorrilde kuit; maar, o mijn God, ik ben verlaten van bod en zoen, van zucht en bate, schepel van nieuwen buit. Het is of alles is vervallen, aan geur en klank vergangenis; maar 'k voel door mijne slapen schallen uw scheur, ontvangenis. Ik voel een pijn mijn lijf verstrammen, maar tot gewicht van klompen klaart; en mijne kaken zijn de kammen die mijn verhemelschte oogen dammen tegen den vloed der aard. [pagina 571] [p. 571] Het is of alles zal beginnen nu 'k blijde in ruimte en duur vervliet; mijn mond is open om te winnen ontstentenis van 't lied. Breede overvloed van wijze waetren, o mate van den wildsten wind, o vuur dat ronkt om niet te schaetren, o gonzende aarde, ik zaêm uw klaetren in mijne stilt. Vorige Volgende