Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 504] [p. 504] ['k Ben hier geweest, 'k ben daar geweest] 'k Ben hier geweest, 'k ben daar geweest, 'k ben aarde en heemlen naar geweest, en - wat heb ik gevonden? Geen fakkel feller dan mijn licht; geen spiegel voor mijn aangezicht; geen zalve voor mijn zonde. Eens bood 'k me-zelven 't lief genot van eene tafel zonder God. - Het zout der zee gedronken, het zout der aard doorbeten, was 'k die bij het maal der eigen asch heb 't eigen bloed geschonken. Hoe lange duurde wel dat feest? Gij zijt de laatste gast geweest, Dood: uw verwonderde oogen, Dood: uw volstrekt-genaaide mond verwezen 't hoofsch-geboôn verbond met mijne zatte logen. Toen móest ik wel op tochten uit naar overdrachtelijken buit, o hongerige Jager! En mijne huid, van vorst doorkeend tot op de kilte van 't gebeent, glansde geraamtlijk mager. En - 'k ben hier geweest, en 'k ben daar geweest, 'k ben helle en hemel naar geweest. En wat heb ik gewonnen? Geen duister schooner dan mijn licht, en mijn gezicht, mijn graauw gezicht, 'laas!, nog de schoonste zonne... Vorige Volgende