Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 475] [p. 475] [Ik droom uw droom; gij droomt mijn droom. Wij beiden] Ik droom uw droom; gij droomt mijn droom. Wij beiden we zijn alleen door ruimte, alleen door tijd, we zijn alleen door wrok of vrees gescheiden. Maar 'k weet dat gij moet lijden, daar ik lijd. De dubble vaart van uwe hooge beenen, de dubble zon van uw gescheiden borst: gij zijt niet henen want ik ben niet henen; uw holle mond droogt van mijn heeten dorst. En ik, druk ik mijn vuisten in mijne oogen, elk oog zal branden als wanneer uw zoen tot eigen klaart hùn klaart had aangezogen, hoe 'k ze ook alleen op ijlt zal opendoen... Gescheide' in 't uur, gescheiden in de wijdte gelijk de zee van 't zwerk gescheiden ligt. Maar steeds zal 't zout mij van ùw drift doorbijten, steeds blijft gij huivren van míjn heerschers-licht. Vorige Volgende