Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 457] [p. 457] [Gij zult, in nieuw ontroere', het boek ter zijde laten] Gij zult, in nieuw ontroere', het boek ter zijde laten; een zoet gepeinzen wekt een nieuwe teederheid; en gij zult voelen hoe mijn doem tot niets kon baten, omdat gij toch mijn vróuwe zijt; gij zult het weten, en een toomelooze liefde zal zwellen in uw borst en kroppen in uw keel, en uit wat meest u kwelde en u het innigst griefde wordt u het hoogste heil ten deel. Want hoe ge, toen gij laast, ter borst moest voelen nijpen de pijn van wie, miskend, zelfs om zijn onschuld treurt: veel beter dan ik-zelf zoudt gij mijn woord begrijpen dat nóg in trots het hoofd u beurt. Gij, de een'ge die mijn rustloos hart hebt voelen kloppen gelijk een zoete last aan 't eigen vragend hart: gij weet hoe 'k machtloos weende, en - hoe de doop der droppen U heilig miek van mijnen smart. Omdat ik slechts aan ú mijn driften zou verzaden, was 'k, onverzaadb're zatte, uw duld'ge schoonheid moe; en 'wijl mijn dorre mond uw jonst'ge lip versmaadde, ging mijn begeeren àndre toe; maar gij alléen toch weet de kreten van mijn vreugde al hadde ik ze in mijn waan ook àndere gewijd; maar niemand had, wat van mijn toorn u 't meeste heugde: úw eigen schoone zékerheid; de vlammen-schoone zekerheid waar de Getuigen - hoe fel de geesel strieme en 't onbegrijpen spott' -, bij de onverdiende schand waar blijde ze onder buigen, ter hoogt' meê rijzen van hun God. - Want gij, ge weet, mijn vrouw, de alleenige te wezen aan wie 'k de volle maat van heel mijn wezen gaf... Daarom, wen 'k sterven zal, wil deze verzen lezen zoo onuitspreeklijk-droef en -laf, [pagina 458] [p. 458] - daar gij alleen, mijn lieve lieve, in u kunt voelen hoe heel het boek van mijne en ook úw liefde gloeit, en in úw oog alleen misschien 't geween zal zoelen dat, wen 'k dit schrijf, mijn schale schroeit... Vorige Volgende