Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 423] [p. 423] [Gij die mijn kommer-ziekte in deemoed tegen-lacht] Gij die mijn kommer-ziekte in deemoed tegen-lacht; gij die mijn vreemdsten waan beveiligt van uw wake; maar wier geloken schaamte ik zuchten weet te slaken uit al de roerslen, heimlijk-diep, van uw geslacht; - o macht'ge vrouw, die moogt in 't maagdlijk voorhoofd voeren den onvergloorb'ren glans van wie ter dood bemint; maar die ter slaande borst gelijk een pijnlijk kind den drenz'gen twijfel aan mijn min zult blijven voêren; - gij die 'k aan dit gelaat en dit verlangen bond, o gave maatloos-mild, maar wie de koortsen branden ter heete zuiverheid der oogen en der handen, ten monkel, droog-gezucht, van uwen rooden mond: ik draag mijn schuld, ik wéet in mij de schuld te dragen gelijk een rijpe vrucht die 't naedrend onweêr beidt; de zeegning zengt mijn lippe om uw verwacht verwijt, - al vind 'k geen liefde-woord voor uwe liefde-vrage. Ik ken uw rouwen aan het rouwen van mijn hart; de nacht ziet mijne zorge om uwe zorge bleeken; - al blijf 'k u dwingen, kind, uw daeglijksch brood te weeken in de altijd-overvloed'ge beke van den smart. En mijn gezicht dat, stuursch van onbestraalde steilte, bergt als de rotse een vloed in de onverbreekb're korst, weet dat ook gij uw tranen smoort, - maar ziet uw borst die rustig schijnt, en aêmt in de aldoor-guurdere ijlte... - En toch: mocht ge éens dit oog tot op de ziel doorspiên, tot op de gronden van zijn weten en zijn wanen: gij zoudt, door 't ras-gerezen licht van uwe tranen, 't vergoddelijkte beeld van ùw genade er zien: mocht ge aan het traag gedein van welige gewaden den breeden harts-klop van mijn rijke min bevroên... - Maar neen: al lang is 't tijd deze oogen toe te doen; en 't strakke kleed is sleetsch tot op de bleeke naden. [pagina 424] [p. 424] Want hoe ik lengen moge en gij mij wacht: wij staan in wrange kennis dat we, in eeuwigheid gescheiden, en hoe 'k u minne 'als gij mij mint, géen van ons beiden de heele liefde van den andre kan verstaan. Vorige Volgende