Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2,34 MB)

Scans (10,04 MB)

ebook (4,06 MB)






Editeur
Anne Marie Musschoot



Genre
poëzie

Subgenre
verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie

(2007)–Karel van de Woestijne

Vorige Volgende
[p. 214]

[Ik heb uw beetre vreê gewacht]

 
Ik heb uw beetre vreê gewacht,
 
o dage', en dat uw zomer-pracht
 
in blaauwre schaâuw verweeke,
 
om - mijne vrees ten slaap geleid -
 
van mijne beidende eeuwigheid
 
en van mijn vreugd te spreken...
 
 
 
Als de oogen van mijn eersten zoon
 
is aarzel-diep de herfst, en schoon
 
van roode October-rozen;
 
- waar blij mijn zwijgend liefde-lied
 
ter ooge 't leed verbleeken ziet
 
en vreugd ter wang voelt blozen;
 
 
 
voelt blozen, 'lijk de peren staan,
 
die de ouden, witten boom belaên
 
in de opene avond-deure;
 
wier warende adem wazem-waadt
 
zoo, dat wie 't oog ter aarde gaat
 
dra 't oog ten hemel beure;
 
 
 
voelt bloze'; en zwijgt; en tallemt; waar
 
een late zon is in mijn haar,
 
en eeuwig-wreede lijnen
 
van Leië en land en vore en gracht,
 
als naar het hart der streke, zacht
 
naar mijne lippen deinen...
 
 
 
- o Vrede, die gezeten zijt
 
in mij; gij, die me uw zegen breidt
 
als weide' om lage klingen;
 
gij, die me uw vreugde zoo verkondt
 
dat in mijn holle' en wonngen mond
 
als duizend bijën zingen;
 
 
 
o vrede die, waar de avond daalt,
 
van bevend-streelend licht bemaalt
 
mijn schuchter-schoone glore;
[p. 215]
 
die - te eind mijn eigen trots berooid -
 
uw purpren weelde toe me glooit
 
uit Leië, en land, en vore;
 
 
 
o vrede als de oogen van mijn kind,
 
als de armen die mijn vrouwe bindt
 
om 't vreemdst van mijn gepeinzen;
 
o blijde-blijvend avond-ruim,
 
dat de einders, naar mijn wentel-luim,
 
laat naedren en laat deinzen;
 
 
 
o borgen van mijn eeuwigheid
 
die teedere eeuwigheden zijt:
 
o melk ter gele teile,
 
o stekel-bezie zoet en zuur,
 
en, op den fulpen-roozgen muur,
 
o roode en paarse veile.

Vorige Volgende