Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 184] [p. 184] V Gij die ten wagen weegt van stampend-ijvre dansen, gij die ten zonne-wagen weegt, o Mei, die, bij 't gedein der daauw'ge bloeme-kransen, van hijgende' aêm uw longen leêgt; die uit een leenge hand als zwaai-gedrilde schichten uw zilvren vreugde-stralen zwiert; die van uw eigen oog door heerschens-helle lichten óns oog in ijver vroom ontviert: thans draagt g' herdenkens solfer-kleed, uw leden dragen het solfer-genstrend eêl-gesteent dat blekkert door 't gezeul van mijne norsche dagen en door mijn hunkre nachten weent; en staat ge, daar 'k u zie, bij 't zonne-wiel te stampen dat spaken-veel den hemel kerft; - waar 'k ligge, ontdaan van nieuwen drift, in de avond-dampen: een jonge god, die huivrend sterft. Vorige Volgende