Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 170] [p. 170] De gedachte o Gij, die 'k met de bittre borst der levens-wijzen, die 'k voor een eeuwigheid met zwijgen heb gevoed: wat bate? Geen die goud in uwe diept bevroedt, noch weet op uw gelaat het uur der vreugd te wijzen... Geen dageraad zal blijde uw blinde ruit berijzen; geen zonne die, van vrede-wijdende' avond-gloed, den moeden wingerd om uw drempel blij door-bloedt; en zelfs geen vriend staakt aan uw open deur zijn reize... - De heele dag is rein waar gij zijn wentlen doopt. De perzik viert een vraag, dat gaaf ze, en ongenoten, door úwe borst gelijk een zomer is gevloten. Maar, hoe 'k voor u den angst der hoorders hadd' gehoopt: nooit gaat uw noodend woord, 'lijk, alle deur gesloten, de kreits des avond-lichts van lamp tot lampe loopt. Vorige Volgende