| |
| |
| |
[Hoe ben ik aan me-zelf, hoe ben ik aan 't verleden]
Hoe ben ik aan me-zelf, hoe ben ik aan 't verleden,
hoe ben ik aan den dag die morgen komen moet?...
- o Leië, uw kalme staat van zúlke rustigheden
dat hem, die vréde-vol zijn leven heeft geleden
en blijde, úw rust het hoofd bekommerd buigen doet;
dat hij, die mint, en wien verholen tegen-lachten
de liefde-diepten van zijn eigen schoon gelaat
uit spiegelen, ontrustend-diep als zomer-nachten,
- waart, stil-weêrkaatst, uw klare vaart door zijn gedachten,
beschaamd en bang zijn kleed voor de eigen oogen slaat;
dat wie, o Leië, in vreê zijn avond-brood gegeten,
in de armen zijner vrouw zijn vreugd te rusten legt,
en slaapt, en, moede, blijde blijft, - maar zoo 't geweten
in hem verbeeldt úw rustigheên, nadenkend zegt:
‘ik heb een gróoter vrede, o vrouw, dan gíj geweten’;
o Leië, dat wie, vroed, de laatste reis begint,
geheeld door úwe rust, zijn dood blij toe zal treden;
- uw kalme staat, o Leië, en uwe rustigheden,
en 't woord der vrouw die 'k min en die me heeft bemind,
zijn schóone werklijkheên, die zacht me weenen deden...
- Hoe ben ik aan me-zelf, had ik me-zelf gezeid
in levens-leêgte die mijn leven kwam bezwaren...
Maar toen 'k, - bij nieuw geluk mijn oude zorgen kwijt, -
weêr ging beminne', en dat, bij later avond-klaren,
mijn riem in kringen-range' uw waetren heeft geleid;
en toen we uw glanzig vlak in duistre voor bevaarden,
en zagen in uw schoot de stralen roodend zijn,
en, van ons varen uit, over uw waetren waarde
de ronde en blaauwe schaaûw der boomen, van de gaarden
die schoon van ronde boome' en gouden zoden zijn,
| |
| |
- der gaarden die uw zoom aan beide zij becieren,
wier edelheid haar beeld in úwen vaart genaakt
en eigen staatsie in úw zuiverheid bewaakt; -
toen ik, gelukkig om de rijke en stille vieren
waarvan de wang der lieve, in liefde-beven, blaakt',
o Leië, heb gevaard langs uwe leië, en blijde,
bezijden, brave paarde' en menschen op de weiden,
en vóor me, 't schoone hoofd van mijn geliefde zag,
- toen heb ik, Leië, niet gedacht aan eígen lijden,
noch aan de núttelooze schoonheid van mijn lach...
- En dacht ik soms, o Leië, aan eenzaam-droef verleden,
ernstig inéens, gelijk een pril-gevoelig kind
dat, moe van spélen, zijne moeder weénend vindt,
en, spijtig om zijn eigen vreugd, zijn weeke leden
om haar gebogen leed, angstig-beminnend, windt;
en doemde in mij de liefde om troostelijke ziekte
en 't zware zelf-geweven kleed van vróegre pijn,
of 't keelen beelden-veld van vroeger drift-festijn,
wen, brallend, de ijdelheid in mijn gebaren wiekte
en 't bitter-trotsch genot zich-zelve' alléen te zijn;
dan, Leië, in zorg-gezeul van lastige avond-gangen,
ben ik naar úwen troost en medelij'n gegaan;
en wat mij óver woog aan koppig-moe verlangen,
heeft zacht-aan uit-geweend in de overhandsche zangen
die koeiërs om uw boorde' elkander tegen-slaan;
- en 'k was gelukkig, daar 'k in úw verglij'n, zag tánen
dat eigen beeld, dat ik voorheen te zóeken plach;
glimlachend-veilig thans, als wie, door sidder-lanen
terug uit raas-geweld van nachtelijke orkanen,
zijn eigen spiegelt in een trouwen liefde-lach...
- - En denk ik aan de dagen die me mórgen brengen;...
- maar baat of deert de drank en smakelooze spijs
van daeglijksch leven, wien zich-zelven blij mag plengen
den honig-wijn van vróuwe-liefde, en, simpel-wijs,
met éigen liefde-brood zijn dagen ziet verlengen?
| |
| |
En, Leië, gij die weet of ik gelukkig ben,
moet nieuwe zorge in mij om nieuwe lasten kreunen?...
- Ik hoor een zoet geluid, dat 'k te elken morgen ken
ten tuine, waar, in 't ril-geblaêrt der linde, leunen,
weemoedig-teêr, dees zuiverlijke meerle-deunen;
en 'k zie, langs uwe stalen waetren, glans-verzacht
door peerlig wolk-geschuif, twee schepen vredig varen;
wen uit de meerschen, moe van stadig bloemen-garen,
blijblozig-hijgend treedt, met garve-zware vracht
me tege' een krieke-mondig kindeken, dat lacht...
o Leië, Leië; - en ik, met zúlke vreugd omluisterd,
en zúlke vrede, en zúlke liefd', hoe zoude ik niet
zijn als uw vaart die kalm in eigen vaart vervliet?...
- o Teedre Leië-zang! Mijn bruid heeft vroom gefluisterd
een teeder liefde-lied...
|
|