Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] [Geluk, zoo zedig en zoo zeker] Geluk, zoo zedig en zoo zeker, als water dat in glazen beker zijn zuivere genuchte vat: ik heb uw goeden dronk genoten, en 't heeft door mijne leên gevloten, als van wie nooit gedronken had. Mijn oogen wijd, mijn lippen open, zijt ge in mijn aedren stil gedropen tot de' allerlaatste', en bésten drop... Was ik de dorst'ge der woestijnen? Want zag mijn angst uw peerlen schijnen, 't verblijde hunkren slurpte ze op. - Thans, moe van lusteloos genieten, laat ik uw vliede' onachtzaam vlieten en wíl niet meer gelukkig zijn. Ik voel u naarstig in mij branden, maar gij wordt koorts in mijne handen, en uw genuchten worden pijn. Ik moet naar andre lustigheden: de kalme lichten van mijn heden vermoeiden mijn verijlden blik. De kier van blijdren smart gaat open: o man, zat aan geluk gezopen, gezel van rooder vreugden: ík! Vorige Volgende