Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] [De avond is óp-gegrijsd, hoog tot de exieme starren] De avond is óp-gegrijsd, hoog tot de exieme starren, en zingt zijn geuren-walm in lange-zalige zangen; doeken van zoeve rust slapen op 't ál-verlangen, en de open aarde ligt den hemel áan te staren. De weelde-boomen, langs de breede zege-wegen, zwaaiën een ode van heil in hunne trage kruinen; en de oude stammen, bij het zwellend Lente-deinen, voelen, kallem bewust, het wórden in zich wegen. En om de tuinen waast de Vrede, in wis berusten dat in dat Duister 't woelend Lichten wordt geboren. En ranke leeljen voelen zich tot wassen beuren naar gudsend Morgen-zijn waar rijkheid úit zal bersten... Avond van zaligheid óp-glooiënd in kalm wachten; avond: serene maagd die scheppings-moeder zijt; avond waar door de wijd-trillende Vrede glijdt - in breede siddering - der heil'ge ontvangenis-nachten; avond en aarde, avond en boome', avond en tuinen, - o zaad dat zwelt, en blad dat knopt, en bloem ontloken: onze oogen hebben ginds de sterren aan-gestoken, ons strevend hopen zwaait in de ode van de kruinen. Avond; - en is ons 't heil van 't komend Goed verborgen: hoor hoe de geuren-zang den hemel tegen-slaat, voel de' almen vrede-wijn die neêr-vloeit, zie de Daad zich kloppend eene baan naar de' onbeperkten Morgen. Vorige Volgende